e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L209p plaats=Merselo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kroonkandelaar, luster kaarsenkroonluchter: kersekroeënluchter (Merselo), kroonluchter: kroeënluchter (Merselo) aan het gewelf hangende lichtkroon || kaarsenlichtkroon III-2-1
kroonlijst muizetand: mūzǝntānt (Merselo) Uitspringende sierstrook van bakstenen boven aan de gevel, juist onder de dakgoot. Het woordtype 'muizetand' is specifiek van toepassing op een laag metselwerk waarbij de koppen van de stenen overhoeks worden gelegd, zodat de driehoekige voorsprongen schuine tanden vormen. [N 31, 30a; L 12, 9; monogr.; div.] II-9
kroonluchter kroonluchter: kroeenluchter (Merselo) Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)] III-3-3
kropgat kropgat: kropgat (Merselo) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kruias, kruirad kruias: kryjās (Merselo) Het wiel of de as onderaan de staart aan de buitenzijde van de molen, waarmee de molen of de molenkap met behulp van kettingen of touwen naar de wind gedraaid wordt. Zie ook afb. 21 en 23. Een aantal woordtypen is een pars pro toto. [N O, 30a; A 42A, 58; monogr.] II-3
kruidenjenever bittere: bittere (Merselo), boerenjongens: boērejònges (Merselo), boxmeerse: bestaande uit anisette en brandewijn of jenever en enkele druppels bruine pommeransbitter  bòksmérse (Merselo), elsje: elske (Merselo), Els: in een jonge klare werd bitterke genoemd  elske (Merselo), wacholderwater: wáchelewater (Merselo) borrel oude jenever met een paar druppels pommeransbitter || borreltje || jenever, getrokken van de jeneverbes || likeur || rozijnen op brandewijn III-2-3
kruidnagel kruidnagel: kruudnagel (Merselo), een streepje op de a  krunägel (Merselo) kruidnagel [SGV (1914)] III-2-3
kruidwijding kruidwijding: kruutwejing (Merselo) O.L. Vrouw Kruidwijding [SGV (1914)] III-3-3
kruidwis kruidwis: kroetwis (Merselo), kruutwisch (Merselo) Hoe heeten de kruiden, die gezegend worden? [SGV (1914)] || kruidwis [N 06 (1960)] III-3-2, III-3-3
kruien kruien: kryi̯ǝ (Merselo), kryjǝ (Merselo) De molen of molenkap draaien met als doel de wiekenas in de windrichting te plaatsen. [N O, 30i; N O, 30k; A 42A, 56; monogr.] || Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13, II-3