e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L209p plaats=Merselo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ladegreep ladegreep: lājgrēp (Merselo) Handvat waarmee men een lade kan openen. Een ladegreep wordt met de hele hand vastgehouden, een ladetrekker slechts met enkele vingers. Zie ook afb. 161. [N 54, 108a-b; monogr.] II-12
lage, natte zandgrond broek: brūk (Merselo), zure grond: zūrǝ grōnt (Merselo) [N 27, 35; R 3, 5] I-8
lak lak: lak (Merselo) Verf die is samengesteld uit vernis, standolie, terpentijn en zuivere verfstoffen. Zie ook het lemma ɛlakɛ in wld II.9, pag. 191.' [N 56, 50b; monogr.] II-12
lam lam: lam (Merselo), lām (Merselo), lammetje: lɛmkǝ (Merselo), liemes: limǝs (Merselo), liemesje: limǝskǝ (Merselo), schaapje: sxøpkǝ (Merselo) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12
lamp lamp: lamp (Merselo), wiek: wiek (Merselo) lamp [SGV (1914)] III-2-1
lampenpit kousje: köwske (Merselo), lampenkousje: laampeköwske (Merselo), lámpeköwske (Merselo), lampenpit: lampəpet (Merselo), lemmet: limmet (Merselo), lemmetgaren: limmetgare (Merselo), wiek: wiek (Merselo) gloeikousje van een gaslamp || gloeikousje voor een gaslamp || katoenen pit voor olielamp || katoentje van een petroleumlamp || kousje van een gaslamp, petroleumgaslamp || lampepit [SGV (1914)] || lont III-2-1
landerijen land: lānt (Merselo), landerijen: lāndǝręi̯ǝ (Merselo) Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.] I-8
landrol wel: wɛ ̝l (Merselo), welboom: wɛ ̝lbūǝm (Merselo) De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.] I-2
landstreek streek: ien dees streek (Merselo) streek (in deze ~) [SGV (1914)] III-4-4
langgerekt hok gast: gēst (Merselo) De langwerpige stuik waarin de schoven in een dubbele rij tegen elkaar aan staan; zonder menneke. Volgens Goossens 1963, krt. 36 komt deze "walenmandel" met name voor in West-Haspengouw, maar ook elders in Limburg is deze vorm bekend en heeft hij een eigen naam. [N 15, 57a; JG 1d, 2c; Goossens 1963, krt. 36; monogr.] I-4