e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L209p plaats=Merselo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slenteren drentelen: drentele (Merselo), slenteren: slentere (Merselo) slenteren [SGV (1914)] || slenteren(d lopen) [SGV (1914)] III-1-2
slepen gaaftrekken: gē ̝ǝftrękǝ (Merselo), met doorns slepen: met˱ dørs slē̜pǝ (Merselo), slepen: sleipe (Merselo), slē̜ ̞pǝ (Merselo), slē̜i̯pǝ (Merselo) De in dit lemma bijeengebrachte termen betreffen het bewerken van de akker met een sleep, om de grond gelijk te trekken, aardkluiten te verbrijzelen of fijn zaad in de grond te werken, alsmede het slepen van weiland, om mestplakken en molshopen te verbreiden en/of gestrooide mest over de grasmat uit te strijken. Hoe de hieronder voorkomende vormen ''eg'' + ''eg'' en ''eggen'' + ''eggen'' verstaan moeten worden, is aangegeven in de lemmata ''eg'' en ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 81 + 85; N 11A, 173c + 180; S 33; L 6, 66; div.; monogr.] || slepen (ww) [SGV (1914)] I-2, III-1-2
sleutelbloem koekenbloemetje: koēkebluumke (Merselo) sleutelbloem, tuinprimula III-4-3
slib, rivierbodem slib: slib (Merselo), slijk: sliek (Merselo) slib [SGV (1914)] III-4-4
sliepuit sliepuit, sliepuit: sliep uut, sliep uut (Merselo) uitsliepen: inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 07 (1961)] III-3-2
slijpsteen slijpsteen: slipstiǝn (Merselo) Steen waarop gereedschappen als beitels, schroevendraaiers, etc. geslepen worden; meer in het bijzonder ook de ronde steen die om een spil of as draait en in een slijpstelling of aan een elektrische slijpmachine is bevestigd. Als slijpsteen worden korrelige, zeer harde steensoorten als amaril en carborundum gebruikt. Zij worden geleverd in grove, middel- en fijne korrel. Zie ook afb. 1. [N 33, 271; L 6, 68b; monogr.; div.] II-11
slim schlau (du.): slouw (Merselo), uitgekookt: uutgekòkt (Merselo), uitgeslapen: uutgeslaope (Merselo) schrander [SGV (1914)] || slim, gehaaid, uitgeslapen || slim, uitgekookt III-1-4
slobkous slobkous: is alleen als modern kledingstuk bekend  slobkous (Merselo), slofferd: sloffert (Merselo) Hoe noemt men de slobkous of lappenkous, door de arbeiders hier en daar bij vuil werk op het land gedragen? [DC 09 (1940)] || slobkous [SGV (1914)] III-1-3
slok dronk: droonk (Merselo), ennen kwojjen droonk hebbe: kwaad zijn/worden, wanneer men alcohol drinkt  droonk (Merselo), slok: slok (Merselo), sluk (Merselo) slok || teug III-2-3
slons (slodder?) del: dél (Merselo), flots: flots (Merselo), slons: slons (Merselo), sloons (Merselo), sloor: sloeër (Merselo) slons [SGV (1914)] || slonzige vrouw || slordige vrouw || slordige, slonzige vrouw III-1-4