e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L209p plaats=Merselo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitsliepen uitsliepen: uutsliepe (Merselo) uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] III-3-2
uitstalling van het allerheiligste uitstelling van het allerheiligste: uutstelling van et allerhelligste (Merselo) Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)] III-3-3
uitvallen van dennennaalden geruizel: ve den  gerūzel (Merselo) uitvallen v naalden III-4-3
uitvoerder uitvoerder: yt˲vūrdǝr (Merselo) Persoon die in dienst van een aannemer of ambachtsman de leiding heeft over de uitvoering van een werk. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.] II-9
uitwerpselen van het paard paardemop: pęrdǝm (Merselo) [A 9, 24b] I-9
uitwerpselen van koeien flater: flātǝr (Merselo), koeflat: kuflat (Merselo), koeienvlaai: kuwǝflāj (Merselo), koestront: kustront (Merselo), kustrōnt (Merselo) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
unster ponder: mit ènne punder wêge (Merselo), punder (Merselo) unster (balans) [SGV (1914)] || unster [met een ~wegen] [SGV (1914)] III-3-1
vaars maalkalf: mǭlkalf (Merselo), vaars: vārs (Merselo) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek schotelslet: Och dat schòttelslet, da mikt zó mennig ki‰ndje net:Voordat de kinderen naar school gingen, werd dikwijls nog even met een \"vaatdoek\"door het gezicht gewreven, om het ergste vuil eraf te vegen  schòttelslet (Merselo), vaatdoek: vāt˂dūk (Merselo) vaatdoek [SGV (1914)] III-2-1
vademen (de/een) naald(e) vamen: dǝ nǭlt vē̜mǝ (Merselo) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7