e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L209p plaats=Merselo

Overzicht

Gevonden: 3435
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geit geit: gē̜t (Merselo) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
geitestal geitestal: gē̜ ̞tǝ[stal] (Merselo) De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.] I-6
gejoel gewoel: gewoel (Merselo), spektakel (<fr.): spiktakel (Merselo) gejoel [SGV (1914)] III-3-1
geknield zitten op de knien zitten: op de kneeje zitte (Merselo) (onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
geld centen: sɛntər (Merselo), geld: xɛlt (Merselo) geld [RND] || geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
gele lupine filipinen: felǝ`pinǝ (Merselo), følǝ`pinǝ (Merselo) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gele narcis paasbloem: posbloem (Merselo) paasbloem, narcis III-4-3
gelezen mis leesmis: leesmis (Merselo), stille mis: stil mis (Merselo) Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
geloof geloof: geloo.uf (Merselo) geloof [SGV (1914)] III-3-3
gelooven geloven: gelø͂ͅve (Merselo) gelooven [SGV (1914)] III-3-3