34077 |
kern |
hoorns afgestoken (woordgr.):
hø̜rs āfgǝstōkǝ (L209p Merselo),
sluik:
sluk (L209p Merselo)
|
Uitsteeksel dat komt bloot te liggen, wanneer de koe een hoorn afstoot. [A 4, 15; L 20, 15]
I-11
|
24722 |
kernhout |
ziel:
ziēl (L209p Merselo)
|
kern, nieuwgevormde — in gewas
III-4-3
|
33537 |
kers, zoete soorten |
wijnkers:
wienkérs (L209p Merselo)
|
wijnkers
I-7
|
33539 |
kersenbloesem |
kersenbloei:
kersenbläöj (L209p Merselo)
|
kersenbloei
I-7
|
33540 |
kersenboom |
kersenboom:
kersenboeëm (L209p Merselo)
|
kersenboom
I-7
|
32783 |
kettingeg, weide-eg |
ketting[eg]:
kęteŋ[eg] (L209p Merselo),
wei[eg]:
węi̯[eg] (L209p Merselo)
|
De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ´akkersleep, weidesleep´ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.]
I-2
|
19665 |
keuken |
keuken:
\'n Vette keuke, \'n mager testement: wie royaal is met eten en drinken , houdt niet veel over Wie nie braoje kan, mòt uut de keuke wegbliëve: men moet zich niet bemoeien met zaken waar men geen verstand van heeft
keuke (L209p Merselo)
|
keuken
III-2-1
|
19480 |
keukenkast |
aanrechtkastje:
ánraech(t)kaesje (L209p Merselo),
keukenkast:
keukekâs(t) (L209p Merselo)
|
aanrechtkastje || keukenkast
III-2-1
|
24334 |
kever, tor |
kever:
kaever (L209p Merselo),
kever (L209p Merselo),
tor:
tor (L209p Merselo, ...
L209p Merselo),
worm:
wörm (L209p Merselo, ...
L209p Merselo)
|
kever [SGV (1914)] || kever, tor (alg) || tor [SGV (1914)]
III-4-2
|
21461 |
kibbelen |
kibbelen:
kîbbele (L209p Merselo),
netsen:
vgl. WBD III, 1.4 (pag. 241): netsen, Helmond [L 237].
nĕtze (L209p Merselo)
|
kibbelen [SGV (1914)]
III-3-1
|