e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merselo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knecht knecht: ènne nĕĕje knêcht (Merselo) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1
knecht, algemeen knecht: knɛ̄xt (Merselo) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
knellen duwen: douwe (Merselo), knijpen: kniepe (Merselo) knellen [SGV (1914)] III-1-2
kneu heimourik: haejmawwerik (Merselo) heikneutje III-4-1
kneuzen knutsen: knutse (Merselo) blutsen [SGV (1914)] III-2-3
knevels fretters: vrɛtǝrs (Merselo), hoofdselhaken: hø̜tsǝlhø̜̄k (Merselo) Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45] I-10
kneveltouw kroptouw: krǫptǫw (Merselo) Het gesplitste touw onderaan de luireep of de strop of lus waaraan men de zak bevestigt. De watermolen in Q 99* had aan het uiteinde van de luiketting een kwast die bestond uit roffelen (røfǝlǝ) en franjelen (frānjǝlǝ). [N O, 25f; Jan 233 add.; A 42A, 44 add.] II-3
knie knie: kne.i (Merselo), knēj (Merselo), knĕĕj (Merselo), kni-j (Merselo) knie [DC 01 (1931)], [RND], [SGV (1914)] III-1-1
knielbankje kniebankje: kneejbenkske (Merselo) Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
knielen knielen: kniele (Merselo) Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)] III-3-3