32581 |
mestspade, mestmes |
steekschup:
stē̜ksxøp (L209p Merselo)
|
Het voorwerp waarmee men het in het vorige lemma bedoelde werk verrichtte. Dit gereedschap werd ook wel gebruikt voor het afsteken van ingekuild veevoeder of geperst hooi. Van de onderstaande termen zijn er vele niet specifiek voor de meststeker: zij noemen een bepaald soort gerei dat ook voor ander werk te gebruiken is. Voor de varianten van mest zij verwezen naar het lemma (stal)mest. [N 18, 15 + 21d; N 5A, 50b; N 11A, 12; monogr.]
I-1
|
32596 |
meststoker |
mestinstoter:
[mest] instu ̞ǝtǝr (L209p Merselo)
|
De persoon die met een riek of een (gevorkte) stok de mest in pas geploegde voor duwt. Vaak was dat de koewachter of de varkensjongen. Later heeft de voorschaar of de mestinlegger aan de moderne (wentel)ploeg het werk van de "meststoker" overbodig gemaakt. [N 11A, 26; JG 1b add.; monogr.]
I-1
|
33622 |
mestvaalt |
mesthoop:
misthooup (L209p Merselo),
mestkuil:
aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019
mistkoel (L209p Merselo, ...
L209p Merselo),
vaalt:
vaalt (L209p Merselo)
|
[SGV (1914)]mesthoop bij de boerderij [DC 09 (1940)]
I-7
|
32602 |
met compost bestrooien |
kort mest varen:
[kort mest] ˱vārǝ (L209p Merselo)
|
Weiland bemesten met compost. Omdat er gras- en onkruidzaden in kunnen zitten, wordt mengmest gewoonlijk niet op akkerland aangewend. [N 11, 22 + 25 add.; N 11A, 38; monogr.]
I-1
|
23632 |
met de collecteschaal rondgaan |
met de schaal rondgaan:
mit de schaol rondgaon (L209p Merselo)
|
Collecteren met de open schaal, met de schaal rondgaan. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33176 |
met de schop poten, kuiltjes maken |
poten:
[poten] (L209p Merselo)
|
Het poten met de hand, in tegenstelling tot het poten met de ploeg, bestaat eigenlijk uit drie handelingen: (a) het graven van een kuiltje met de schop ofwel het steken van een gat in de grond met de kruk; (b) het gooien van een pootaardappel in dat kuiltje; en (c) het weer dichtmaken van het gat. In de vragenlijst zijn de handelingen (a) en (b) apart afgevraagd; maar soms hebben de zegslieden toch met één algemene term geantwoord. Deze algemene termen voor poten staan achter in het lemma bijeen; voor de fonetische documentatie daarvan zij verwezen naar het lemma Poten. [N 12, 14 en 15; monogr.]
I-5
|
32751 |
met een voor spitten |
een voor spaden:
ęn vō ̝ǝr [spaden] (L209p Merselo)
|
Manier van spitten, waarbij men - achterwaarts gaande - de ene voor naast de andere graaft en de uitgestoken aarde omgekeerd in de open voor deponeert. Uit minder specifieke termen als (om)spaden en (om)graven kan worden afgeleid, dat ter plaatse meestal in voren wordt gespit. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zie men het lemma spitten. [N 11, 65b; N 11A, 148a; monogr.]
I-1
|
19062 |
met tegenzin |
tegen heug en meug:
tigge heug en meug (L209p Merselo)
|
tegen heug en meug [SGV (1914)]
III-1-4
|
29920 |
metselaar |
metselaar:
mętsǝlǝr (L209p Merselo)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
29921 |
metselen |
metselen:
mętsǝlǝ (L209p Merselo),
mɛtsǝlǝ (L209p Merselo)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|