20794 |
aanbranden |
aanbranden:
van bijvoorbeeld vlees
ánbrânde (L209p Merselo)
|
aanbranden
III-2-3
|
29823 |
aangebrande stenen |
miskleur:
miskleur (L209p Merselo)
|
Vormelingen die tijdens het bakproces verbranden door directe aanraking met stookkolen. Zie voor het woordtype kraaien ook het Waalse ɛcrah√™ɛ, ø̄̄morceau de houille incomplètement br√ªléø̄̄. Het werd in Q 121 gebruikt voor ø̄̄te hard gebakken stenenø̄̄.' [N 98, 168; N 30, 52c; monogr.]
II-8
|
20350 |
aangetrouwd |
aangetrouwd:
ángetrowd (L209p Merselo),
ántrowwe (L209p Merselo)
|
aangetrouwd; door trouwen aan familie (etc.) verwant || door het huwelijk aanverwant worden
III-2-2
|
19975 |
aanhitsen |
aanhissen:
ánhisse (L209p Merselo, ...
L209p Merselo),
hissen:
hisse (L209p Merselo, ...
L209p Merselo)
|
ophitsen ve hond
III-2-1
|
19672 |
aanrecht |
aanrecht:
anrèk (L209p Merselo),
ennen ánrecht bestöt uut \'n ánrechtblad, ennen ánrechtstieën en ennen ánrechtkâst
ánraech(t) (L209p Merselo)
|
aanrecht || schaprade [SGV (1914)]
III-2-1
|
32776 |
aanspanningspunt, kam van de eg |
verscheveling:
vǝrsxē̜vǝleŋ (L209p Merselo)
|
Het vooreinde, de kam of een ander onderdeel van de eg, waaraan de egketting of de trekhaak daarvan bevestigd wordt. Zie de afb. 57 en 58. [JG 1a + 1b add.; N 11A, 156a + b; monogr.]
I-2
|
18887 |
aanstaan |
bevallen:
bevalle (L209p Merselo)
|
bevallen, naar de zin zijn
III-1-4
|
34148 |
aanstieren |
aanstieren:
ánstīrǝ (L209p Merselo)
|
Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.]
I-11
|
19223 |
aanvangen, beginnen |
aanvangen:
ánvánge (L209p Merselo),
beginnen:
beginne (L209p Merselo)
|
aanvangen, beginnen || beginnen
III-1-4
|
33159 |
aardappel |
aardappel:
ęrpǝl (L209p Merselo),
ęrǝpǝl (L209p Merselo)
|
Solanum tuberosum L. De algemene benaming voor het gewas en het produkt. Voor het lemma Aardappel is, naast de vragenlijsten voor het enkelvoud, ook gebruik gemaakt van opgaven voor het meervoud en voor samenstellingen. Voor vormen als jappel, jarpel, jatappel, ja(r)dappel is geen afzonderlijk type geconstrueerd. Ze zijn ondergebracht bij het type aardappel. Elper is opgevat als een metathesis-vorm van de variant erpel; en zo is ook jalper een metathesis van jarpel, zoals kelver voorkomt naast kervel en zulker naast zurkel. Indien niet uitdrukkelijk aangegeven, is het voor de varianten van de typen crompîre en grompeer niet uit de opgaven zelf op te maken of deze eind- dan wel begin-accent hebben. Volgorde in het type aardappel (V staat voor een klinker): 1. -rdVp- (-rtVp-) 2. -dVp- (tVp-) 3. -rVp- 4. -rp- (-rǝp-) 5. -p-. [N 12, 1-4; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17; L 1, a-m; L 1 u, 120; L B2, 354; L 2, 14; L 32, 4; L 34, 8; L 35, 77; L 43, 8; Lu 1, 17; R 3, 27; S 1; Gwn 9, 1; monogr.; add. uit N 18, 64; N M, 15-18; A 21, 1f]
I-5
|