e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merselo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
poel kuil: kul (Merselo), poel: pūl (Merselo) Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.] I-8
poel, plas poel: pōēle (Merselo), (verkleinwoord: puleke; meervoud: puËl).  poēl (Merselo) poel, plas || poelen (mv.) [SGV (1914)] III-4-4
poetsen, schoonmaken afdoen: áfdoēn (Merselo), doen: doēn (Merselo), Ik mòt de keuke nog do‰n, már uurst doej ik schöttelwâsse: ik moet de keuken nog doen, maar eerst ga ik de vaat wassen  doēn (Merselo), schoonmaken: schónmake (Merselo), ik goj miene fiets schónmake  schónmake (Merselo) poetsen || reinigen || schoonmaken || zuiveren III-2-1
poetsmiddel poetspommade: poetsplemaat (Merselo) koperpoets III-2-1
poken poken: poeëke (Merselo), porken: Mit \'t raokeli‰zer ien de káchel poerke  poerke (Merselo), rakelen: raokele (Merselo, ... ), rōͅkələ (Merselo) poken [SGV (1914)] || rakelen III-2-1
pol pol: pol (Merselo) bosje planten in groei III-4-3
pols pols: pols (Merselo), pŏls (Merselo) pols [DC 01 (1931)] III-1-1
pomphuis pompenbuis: pōmpǝbȳs (Merselo) Het cilindervormige pomplichaam waarin de pompzuiger verticaal op en neer beweegt. Het pomphuis wordt aan de bovenzijde afgesloten met een deksel. De taps toelopende onderzijde ervan bevat het pompslot dat verhindert dat opgepompt water terug kan stromen naar de ondergrond. Zie ook afb. 236a. Volgens de invuller uit L 423 werd het pomphuis uit rood koper vervaardigd. Zie voor het woordtype pompenstevel (Q 95) ook het Maastrichts woordenboek, s.v. ɛpómpestievelɛ: "bovenste deel van een pomp, waaraan de benedenbuis is bevestigd."' [N 64, 133e; N 66, 49e; monogr.] II-11
pompoen pronkappel: proonkáppel (Merselo) pompoen I-7
pompzwengel pompenzwengel: pōmpǝzweŋǝl (Merselo) Een met de hand te bedienen hefboom die door middel van de zuigerstang de pompzuiger op en neer doet bewegen. Zie ook afb. 240. Met het woord ɛijzerwerkɛ (izarwerak) werd in L 423 het geheel van alle metalen onderdelen aangeduid die nodig waren om de zuiger in beweging te brengen. Het ijzerwerk bestond behalve uit de pompzwengel ook uit de ɛstoelɛ (sto:l), de ondersteuning van het scharnierpunt van de pompzwengel, en de passant (pasant), een uit twee metalen plaatjes vervaardigd overgangsstuk dat de scharnierende verbinding vormde tussen de pompzwengel en de zuigerstang. Het hele ijzerwerk was gemonteerd op een houtenplank, de pompenplank (pompzplayk).' [N 64, 133n; N 66, 49n; monogr.] II-11