20693 |
bloedworst |
bloedworst:
bloēdwaorst (L209p Merselo),
allerlei afval van het varken
bloedworst (L209p Merselo)
|
bloedworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiger:
bloēdzūger (L209p Merselo),
boedzūūger (L209p Merselo)
|
bloedzuiger [SGV (1914)]
III-4-2
|
24470 |
bloei |
bloeitijd:
bläöjtied (L209p Merselo)
|
bloeitijd
III-4-3
|
24523 |
bloeien |
bloeien:
blø̜̄i̯ǝ (L209p Merselo),
opbloeien:
òpbläöje (L209p Merselo)
|
De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] || opbloeien
I-4, III-4-3
|
24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
bloem (L209p Merselo),
blumə (L209p Merselo),
doorbloeier:
durbläöjer (L209p Merselo)
|
bloem [SGV (1914)] || bloem, doorbloeiende — || bloemen [RND]
III-4-3
|
21107 |
bloemkool |
bloemkool:
bloemkooël (L209p Merselo)
|
bloemkool
I-7
|
30027 |
blusbak |
lesbak:
lɛs˱bak (L209p Merselo)
|
De houten of ijzeren bak waarin de kalk geblust wordt. De bak is doorgaans voorzien van een opening met schuif en rooster waarlangs men het kalk-watermengsel uit de bak kan laten stromen. Het rooster was volgens de invuller uit L 321 voor het opvangen van de rommel, het schuifje diende om de bak af te sluiten. De blusbak had in deze plaats de volgende afmetingen: 2,5 m lang, 1,75 m breed en 1 á 1,25 m hoog. [N 30, 32a; monogr.]
II-9
|
17882 |
blutsen |
knotsen:
knutse (L209p Merselo)
|
blutsen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18143 |
bochel |
bult:
bult (L209p Merselo, ...
L209p Merselo)
|
bochel [SGV (1914)] || bult [SGV (1914)]
III-1-2
|
21300 |
boek |
boek:
bōēk (L209p Merselo)
|
boek [SGV (1914)]
III-3-1
|