19510 |
waterketel, moor |
marmiet:
mármiet (L209p Merselo),
moor:
muər (L209p Merselo),
ge mòt aeges wieëte hoe of òwwe moeër zingt: men is zelf verantwoordelijk voor zijn doen en laten
moeër (L209p Merselo)
|
oude koperen waterketel die met een smalle rand in het vuur zakt || waterketel
III-2-1
|
24641 |
watermunt |
pepermunt:
paepermunt (L209p Merselo)
|
pepermunt
III-4-3
|
24586 |
waterplant |
moerplant:
moērplânt (L209p Merselo)
|
moerasplant
III-4-3
|
33631 |
waterput |
drinkput:
drinkput (L209p Merselo),
put:
pøt (L209p Merselo, ...
L209p Merselo,
L209p Merselo),
waterput:
waterput (L209p Merselo)
|
[N 12 (1961)] [RND 10] [Roukens 03 (1937)] [SGV (1914)]
I-7
|
33093 |
waterring van de mijt |
rand:
rānt (L209p Merselo)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
32704 |
watervoor |
watervoor:
wātǝr[voor] (L209p Merselo)
|
Een watervoor is een meestal wat diepere voor die men vóór de winter over de akker trekt, om overtollig water te laten afvloeien. Een watervoor kan dwars op de normale ploegvoren liggen, in het midden van de akker (bij uiteenploegen), tussen de delen van een in panden geploegde akker of ook wel om de (reeds ingezaaide) akker heen. In het algemeen brengt men watervoren aan op laaggelegen of natte gronden, akkers met een laagte erin of op een hellende akker om te voorkomen dat de grond wordt uitgespoeld. De benamingen kunnen ook gebruikt worden voor de middenvoor (omdat deze vaak als watervoor fungeert), verder voor de brede of grove voren van een akker die "op de wintervoor" is gelegd om hem te laten uitvriezen of voor ondiepe waterlopen, greppels en geulen in het algemeen. [N 11, 59b; N 11A, 137k; N 11A, 137i add.; div.]
I-1
|
20542 |
wecken |
inmaken:
ienmake (L209p Merselo, ...
L209p Merselo),
wecken:
wekke (L209p Merselo, ...
L209p Merselo)
|
levensmiddelen in flesse/glazen potten sterilliseren d.m.v. koken en luchtdicht afsluiten || levensmiddelen in flessen/glazen potten sterilliseren door middel van verhitting en luchtdicht afsluiten || wecken
III-2-3
|
20435 |
weduwe |
weduwe:
wêdewe (L209p Merselo),
wedvrouw:
wedvrow (L209p Merselo),
wetvrouw (L209p Merselo),
wèdvrouw (L209p Merselo),
wedvrouwmens:
wedvrómmes (L209p Merselo),
weeuw:
wew (L209p Merselo),
wĕw (L209p Merselo),
cf. WNT s.v. "weeuw". Zie weduwe
wêw (L209p Merselo)
|
weduwe [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
wedkerel:
wedkèl (L209p Merselo),
wedkél (L209p Merselo),
wèdkĕl (L209p Merselo),
wedman:
wedman (L209p Merselo),
wetman (L209p Merselo),
wèdman (L209p Merselo),
weduwer:
wedewer (L209p Merselo),
weeuwaar:
O(ud) V(enraays wedewer
wewwer (L209p Merselo)
|
weduwnaar [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
18275 |
weefsel, stof |
stof:
stof (L209p Merselo)
|
stof (étoffe) [SGV (1914)]
III-1-3
|