33678 |
zand, zandgrond |
zand:
zant (L209p Merselo)
|
Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.]
I-8
|
33101 |
zang, bussel gelezen aren |
roest:
roest (L209p Merselo)
|
De bussel die de arenlezers bijeenbrengen. Vergelijk het lemma ''bussel geharkte aren'' (5.2.3). In het westen van de Kempen wordt opgemerkt dat dergelijke zangen vooral bij het lezen van hennep worden gemaakt. In het Noord-Truierlands worden de zangen niet gebonden, maar los verzameld. Godsschel, naar Jongeneel 1884, is een metafoor naar de vorm van de altaarbel. [N 15, 36; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
24283 |
zanglijster, lijster |
lijster:
liester (L209p Merselo),
turdus ericetorum
liester (L209p Merselo)
|
lijster [SGV (1914)]
III-4-1
|
21403 |
zaniken, zeuren |
zaniken:
sannike (L209p Merselo),
zeuren:
sø͂ͅre (L209p Merselo)
|
zaniken [SGV (1914)] || zeuren [SGV (1914)]
III-3-1
|
23614 |
zedenpreek |
zedenpreekje:
zedeprikske (L209p Merselo)
|
Een zedenpreek, vermanende zedenles, sermoen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19560 |
zeef |
zift:
zift (L209p Merselo),
Enne kop as \'n zift hebbe: erg vergeetachtig zijn Iemes ònder \'t zift trekke: iemand financieel bedonderen
zif(t) (L209p Merselo),
zij:
\'n Smerrege zeej lót ok génschón water dur: Boze opzet is niet voor eerlijkheid vatbaar
zeej (L209p Merselo)
|
vloeistofzeef || zeef [SGV (1914)] || zeef voor vaste stoffen
III-2-1
|
33225 |
zeef van de aardappelsorteermachine, algemeen |
zeef:
zēf (L209p Merselo)
|
In dit lemma staan de algemene benamingen voor de zeef in de sorteermachine bijeen. Voor zover er (lexicaal onderscheiden) aparte benamingen zijn voor de specifieke zeven, zijn deze in de drie volgende lemmata verwerkt. Vaak is het meervoud opgegeven: de zeven van de sorteermachine. [N 12, 34d]
I-5
|
19472 |
zeemlap |
zeem:
zeeum (L209p Merselo),
zeemlap:
zieëmláp (L209p Merselo),
zeemleer:
zieëmlaer (L209p Merselo)
|
zeem (leder) [SGV (1914)] || zeemdoek || zeemleer
III-2-1
|
19644 |
zeepsop |
sop:
sop (L209p Merselo, ...
L209p Merselo),
zeepnat:
zeeipnat (L209p Merselo),
zieëpnat (L209p Merselo, ...
L209p Merselo),
zeepsop:
zieëpsop (L209p Merselo)
|
sop [SGV (1914)] || zeepsop [SGV (1914)] || zeepwater
III-2-1
|
33161 |
zeer grote aardappelen |
knoepers:
knoepers (L209p Merselo)
|
Voor de fonetische documentatie van het woord aardappelen, zie het lemma Aardappel. [N 12, 4; JG 1a; monogr.]
I-5
|