19718 |
zeven |
uitziften:
uutzifte (L209p Merselo),
uitzijen:
uutzeeje (L209p Merselo),
ziften:
zifte (L209p Merselo),
Dat is zó dun, daor kunde luËs dur zifte: zeer dun zijn van stof
zifte (L209p Merselo)
|
\'t betere van \'t mindere scheiden || vloeistof zeven, uitzeven || zeven || zeven van vaste stoffen, uitzeven
III-2-1
|
33146 |
zeven met de handzeef |
ziften:
zeftǝ (L209p Merselo)
|
Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.]
I-4
|
21298 |
zich bemoeien met |
moeien:
moeie (L209p Merselo)
|
bemoeien [SGV (1914)]
III-3-1
|
19047 |
zich inbeelden |
zich inbeelden:
zich ienbille (L209p Merselo)
|
inbeelden, zich [SGV (1914)]
III-1-4
|
17975 |
ziek |
ziek:
zīēk (L209p Merselo)
|
ziek [SGV (1914)]
III-1-2
|
17980 |
ziekte |
ziekte:
ziekte (L209p Merselo)
|
ziekte [SGV (1914)]
III-1-2
|
23338 |
ziel |
ziel:
zīēl (L209p Merselo)
|
ziel [SGV (1914)]
III-3-3
|
17783 |
zien, kijken |
kijken:
kieke (L209p Merselo),
zien:
zīēn (L209p Merselo),
zīn (L209p Merselo)
|
kijken [SGV (1914)] || zien [RND], [SGV (1914)]
III-1-1
|
32780 |
zigzageg, s-eg |
zigzag[eg]:
zex˲záx˱[eg] (L209p Merselo
[(driehoekig)]
)
|
Een als zaadeg en/of als onkruideg gebruikte ijzeren eg, die vaak meerdelig is en waarvan de hoofdbalkjes (waarin ook de tanden zitten) zigzag- of S-vormig zijn. Zie de afb. 60 en 61. Voor ''eg'' en ''eg'' zij verwezen naar het lemma ''eg''. [JG 1b add.; N 11, 70 + 72 + 88 add.; N 11A, 169k; N J, 10; A 13, 16b; div.; monogr.]
I-2
|
23427 |
zijaltaar |
zijaltaar:
zeejaltaor (L209p Merselo)
|
Op het priesterkoor [zijaltaar?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|