24474 |
braamstruik |
braamberen:
bròmbaer (L209p Merselo),
braamberenstruik:
brombèrestroek (L209p Merselo),
brombêrestroek (L209p Merselo),
bròmbaerestroek (L209p Merselo)
|
braam (struik) [Roukens 03 (1937)] || braam (vrucht) || braamstruik [SGV (1914)]
III-4-3
|
20788 |
braden |
braden:
brooje (L209p Merselo),
garen:
gare (L209p Merselo)
|
braden [SGV (1914)] || gaar braden
III-2-3
|
18034 |
braken |
kotsen:
kotse (L209p Merselo)
|
kotsen [SGV (1914)]
III-1-2
|
20732 |
bramenvlaai |
bramenvlaai:
braomeflaai (L209p Merselo),
bromberenvlaai:
bròmbaereflaaj (L209p Merselo)
|
bramenvlaai
III-2-3
|
19860 |
branden |
branden:
de kachel brandt (L209p Merselo),
de stoof brandt (L209p Merselo)
|
brandt [de kachel ~ ] [SGV (1914)]
III-2-1
|
19674 |
brander van een lamp |
brander:
brander (L209p Merselo)
|
brander (v. e. lamp) [SGV (1914)]
III-2-1
|
20562 |
brandewijn |
brandewijn:
brândewien (L209p Merselo)
|
brandewijn
III-2-3
|
19635 |
brandhout |
aanmaakhout:
schânse huuëre bij \'t ánmaakhaolt
ánmaakhaolt (L209p Merselo),
brandhout:
brandholt (L209p Merselo),
brantholt (L209p Merselo),
kachelhoutjes:
káchelhäöltje (L209p Merselo),
poestjes:
puusjes (L209p Merselo)
|
[SGV (1914)]aanmaakhout voor fornuis of kachel || aanmaakhout, kleine stukjes hout om een vuur aan te steken || brandhout [SGV (1914)] || kort stukjes stam dienend als brandhout in de kachel of het fornuis
I-7, III-2-1
|
24875 |
brandnetel |
netel:
nētǝl (L209p Merselo)
|
Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b]
I-5
|
19840 |
brandstof |
stokens:
stokes (L209p Merselo),
De schop lit wer vol stokes vur káchel en fernuus
stokes (L209p Merselo),
stook:
stook (L209p Merselo),
Gót már schöpkes rape vur de stook: ga maar denneappels rapen als brandbaar materiaal
stook (L209p Merselo)
|
brandbaar materiaal voor te stoken || brandstof || brandstof voor een kachel || het materiaal dat gebruikt wordt voor het stoken
III-2-1
|