e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Merselo

Overzicht

Gevonden: 3435
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een spade diep spitten een schup diep (spaden): īǝn sxøp˱ dīp (Merselo) Bij normaal spitwerk wordt de grond ter diepte van één spadesteek omgewerkt. [N 11A, 148d; monogr.] I-1
een stuk grond enten inenten: inē ̞ndǝ (Merselo) Enten is het bestrooien van een akker of een pas ontgonnen stuk (heide)grond met aarde van een akker waarop het te telen gewas al eerder heeft gestaan. De entaarde is van goede kwaliteit. De geënte akker wordt meer geschikt voor het te telen gewas. Meestal gaat het om stikstofbindende planten als lupine (L 270, Q 2), klaver (Q 2), lucerne (Q 187a) en serradella (L 115, 192a), in het algemeen dus vlinderbloemigen (L 163, 248, 266, 294, Q 97). Termen als enten, inenten veronderstellen "een akker", "een stuk land" e.d. als object. [N 11, 25; N 11A, 33] I-1
een voor afhakken, afscheppen afhakken: áfhákǝ (Merselo) Voordat men een voor met de spade omwerkt, hakt of schept men, na eerst de mest met een riek in de voor geduwd te hebben, de bovenlaag van de harde voor af om deze aarde op de mest in de open voor te deponeren. De termen veronderstellen doorgaans de voor als object, ook als dat niet werd opgegeven. Toch kunnen ze soms - absoluut gebruikt - op de handeling zonder meer slaan (b.v. "ze zouden om de beurt spitten en (af)hakken c.q. afscheppen"). [N 11A, 149; N Q, 2b; div.; monogr.] I-1
een weide scheuren afschellen: áfsxęlǝ (Merselo), scheuren: sxø̄rǝ (Merselo) Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.] I-1
een zandbad nemen bakelen: bākǝlǝ (Merselo) Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.] I-12
eend eend: ēi̯nt (Merselo), ē̜nt (Merselo) [JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.] I-12
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg brabander: brǫbandǝr (Merselo), eenscharige ploeg: iǝnsxārǝgǝ [ploeg] (Merselo), omgaande ploeg: ømgó̜ndǝ [ploeg] (Merselo) In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.] I-1
eenvoudig eenvoudig: ènvoudig (Merselo), gemakkelijk: gemĕkkelik (Merselo) eenvoudig [SGV (1914)] III-1-4
eer aan de vader eer aan de vader: eer an de vader (Merselo) Het "Eer aan de Vader..."of "Glorie zij de Vader...". [N 96B (1989)] III-3-3
eetlust appetijt: apətit (Merselo), eetpijn: ēͅtpin (Merselo), honger: schael kiëke van dn hònger: grote honger hebben Spek en broeëd slón dn hònger doeëd: stevige kost houdt de honger tegen  hònger (Merselo), schrok: sxroͅk (Merselo), smacht: grote honger of dorst  smāxt (Merselo) eetlust || erge honger || grote honger of dorst || honger III-2-3