33733 |
afrastering van wei |
gelint:
gǝlīnt (L209p Merselo)
|
Kunstmatige omheining, doorgaans een afrastering van met draad verbonden palen. [N 14, 62; S 11; Gwn 16, 11; A 25, 8; N 11, 8 add.; monogr.]
I-8
|
19872 |
afrikaantje |
stinkertje:
Tagetes
stinkerke (L209p Merselo),
tagetes
stinkerke (L209p Merselo)
|
Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle
III-2-1
|
32755 |
afschepschop |
bats:
bats (L209p Merselo)
|
Een afschepschop is een schop die men gebruikt bij het spitten, om de ruwe en vaak begroeide bovenlaag van de uit te spitten voor af te scheppen en in de open voor te deponeren. Vergelijk ook het vorige lemma. Zoals uit enkele termen blijkt, betreft het vaak een schop die ook voor ander schepwerk gebruikt wordt. [N 11A, 149b; N 18 add.; div.]
I-1
|
31864 |
afschuinen |
afschuinen:
áfsxynǝ (L209p Merselo)
|
De kant van een stuk hout, bijvoorbeeld een plank, schuin afschaven. [N 53, 125a; monogr.]
II-12
|
33086 |
afsteker |
opschieter:
opschieter (L209p Merselo)
|
Bij het bergen van de oogst in de schuur zijn altijd twee, soms ook drie personen betrokken. De afsteker (dit lemma) werpt de schoven van de oogstkar naar beneden; de tasser (lemma ''tasser in de schuur'', 5.1.13) tast de schoven op in het schuurvak. Als de afstand tussen de afsteker en de tasser te groot is geworden wanneer men al hoog is gevorderd op de tas, worden de schoven door een derde persoon (lemma ''bijgooier'', 5.1.14) doorgegeven. Dit lemma bevat de benamingen voor degene die de schoven van de kar af aanreikt aan degene die stapelt, of eventueel aan de tussenpersoon. Normaal gesproken is dit een neergaande beweging (af-). Sommige opgaven bevatten het voorvoegsel op-; hierbij moet wel gedacht worden aan een hoger dan de wagen gelegen graanstapel. [N 15, 47; monogr.]
I-4
|
19495 |
afstoffen |
afdoen:
Wilde die toffel áfdo‰n: wil je de tafel schoonmaken
áfdoēn (L209p Merselo)
|
ontdoen van stof of ongerechtigheden
III-2-1
|
30139 |
aftanden |
intanden:
intãndǝ (L209p Merselo)
|
Tijdelijk gestaakt metselwerk met behulp van een staande of liggende tand beëindigen. [N 31, 28a; monogr.]
II-9
|
33031 |
aftrekken, uitwinnen |
rollen:
rǫlǝ (L209p Merselo)
|
Na het inkappen rolt de maaier met de mathaak de halmen samen en haalt ze naar zich toe. Het is de "tweede fase" van de zichtbehandeling. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en bij het lemma ''afleggen'' (4.4.3) bij het maaien met de zeis. [N 15, 16g; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 23, 16.2; L 48, 34.2; Lu 2, 34.2; monogr.; add. uit N 15, 16i]
I-4
|
21383 |
aftroggelen |
afpingelen:
afpingele (L209p Merselo),
afschooien:
afschŏje (L209p Merselo),
aftroggelen:
aftroggele (L209p Merselo)
|
troggelen (af~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
19701 |
afwas |
opwas:
Lót d\'n òpwâs már staon, went zeuj de waereld vergaon, hedde alles nog vur niks gedaon
òpwâs (L209p Merselo)
|
vaatwas
III-2-1
|