17967 |
(met) het hoofd stoten |
botsen:
boetse (Q198a Mesch)
|
stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17863 |
(zich) bukken |
(zich) bukken:
boeke (Q198a Mesch)
|
bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18612 |
-> [wld iii 2.2] |
- wld iii, 2.2 !:
deupdikku (Q198a Mesch),
doaphempt (Q198a Mesch),
doapmuts (Q198a Mesch),
luujer (Q198a Mesch),
naavelstrèngsku (Q198a Mesch),
rosluujer (Q198a Mesch),
sjlabberdeukske (Q198a Mesch),
zeiverlepke (Q198a Mesch, ...
Q198a Mesch)
|
dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] || doek, witte ~ die men het kind als een schortje voor de borst speldt [speet, spit] [N 25 (1964)] || doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopmutsje [N 25 (1964)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, psidoek, huik] [N 25 (1964)] || navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] || rouwsluiter(s) aan een hoed [N 25 (1964)] || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18182 |
[kazavek?] |
kazavek:
kasjevik (Q198a Mesch)
|
kasjevék, in de betekenis van vrouwenmantel; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18606 |
[lijfje] |
lijfje:
Gebreid onderhemd.
liefke (Q198a Mesch)
|
lijfje, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
17926 |
aanhoudend bepoetelen |
friemelen:
friemele (Q198a Mesch)
|
aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
32992 |
aar |
aar:
ǭr (Q198a Mesch)
|
Het bovenste deel van de halm van sommige graangewassen waarin zich de korrels bevinden. Ook als pars pro toto gebruikt voor de gehele halm, vergelijk de uitdrukking: "aren lezen". De varianten die met een d- beginnen hebben een aangehecht lidwoord. Zie afbeelding 2, e. [JG 1a, 1b; Wi 14; monogr.; add. uit L 25, 15]
I-4
|
20606 |
aardappelpuree |
puree:
puree (Q198a Mesch)
|
puree [stamp, stoemp] [N 38 (1971)]
III-2-3
|
19509 |
aardewerk |
aardgoed:
eerdgoot (Q198a Mesch)
|
aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17572 |
achterhoofd |
achterkop:
achterkop (Q198a Mesch)
|
achterhoofd [N 10 (1961)]
III-1-1
|