18187 |
hoofddoek |
plaggetje:
pleksku (Q198a Mesch)
|
hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24344 |
hoofdluis |
luis:
eigen spellingsysteem
loes (Q198a Mesch),
luus (Q198a Mesch)
|
luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24325 |
hooiwagen |
hooiwagen:
eigen spellingsysteem
hujwagen (Q198a Mesch)
|
spin met lange poten [hooiwagen, huiwagel, luiwagen, brameleniewes] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
25369 |
houten hamer waarmee men het slachtvee verdooft |
hamer:
hāmǝr (Q198a Mesch)
|
Uit verschillende toelichtingen bij de opgaven valt op te maken dat deze hamer voornamelijk bij de varkensslacht in gebruik is. Op de hamer zit soms een ijzeren pinnetje dat door de schedel van het dier wordt gedreven om zo de hersenen te beschadigen. Niet voor alle woordtypen kan de garantie gegeven worden dat ze een "houten hamer" aanduiden. [N 28, 5a; N 28,10c; monogr.]
II-1
|
30076 |
houten klosje |
glijblok:
glęjblǫk (Q198a Mesch)
|
Houten klosje met daarin een geboord gat waarlangs het touw met aan de onderzijde het gewicht van het schietlood, naar beneden kan zakken. Zie ook afb. 29. [N 30, 11b; monogr.]
II-9
|
18355 |
houten sandaal |
klepper:
Van Dale (online): klepper, 3) houten sandaal.
kleppers (Q198a Mesch)
|
sandaal-achtig voetbekleedsel bestaande uit een houten zool en enkele riempjes over de voet [triep, klepper] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
25356 |
houten schede |
schede:
šej (Q198a Mesch)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''leren schede''. Een eventuele toevoeging ''houten'' wordt niet fonetisch gedocumenteerd. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.]
II-1
|
19476 |
houtspaander |
fiet:
fiet (Q198a Mesch)
|
spaantje van hout waarmee men vuur neemt uit de kachel of de haard, bijv. om een pijp op te steken (servieskes) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24329 |
houtworm |
houtworm:
eigen spellingsysteem
hoatwuurm (Q198a Mesch)
|
wormpje dat gangen graaft in het hout van meubels enz. [meemel, muitel, meutel] [N 26 (1964)]
III-4-2
|