e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mesch

Overzicht

Gevonden: 750
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijk zijn de zijn hebben: ps. letterlijk overgenomen!  di hii t de zing (Mesch), in het geld zwemmen: di zwumt ien ’t gelt (Mesch), rijk zijn: riek zien (Mesch) Inventarisatie uitdrukkingen voor: rijk zijn [rijk zijn, zwemmen in zijn geld, een groot fortuin hebben enz. enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
rijksdaalder knaak: Van Dale: knaak, (volkst.) rijksdaalder.  knaak (Mesch), paardsoog: pirsoig (Mesch) rijksdaalder, een ~ [vijftiger, knaak, ploegrol?] [N 21 (1963)] III-3-1
rijshout, bonenstaak erwtrijs: ertriezer (Mesch) Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [N P (1966)] I-7
rochelen rochelen: ruchele (Mesch) rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)] III-1-2
rode bosmier rode aamzeik: eigen spellingsysteem  roej haamzeike (Mesch) bosmier, (grote) rode ~ [stekkedraoger, brak] [N 26 (1964)] III-4-2
rode kool rood moes: roed moos (Mesch, ... ) Rode kool (als plant of gewas) [N Q (1966)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
roepen van de hengst naar de aankomende merrie joechelen: juxǝlǝ (Mesch), schuifelen: sxȳfǝlǝ (Mesch) Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c] I-9
rok als bovenkledingstuk bovenrok: boevurok (Mesch) rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)] III-1-3
rok: algemeen rok: rok (Mesch) vrouwenrok, kledingstuk dat van het middel af naar beneden hangt [rok, schort, schot, malbeusj] [N 24 (1964)] III-1-3
rondslenteren, ronddolen bommelen: bummele (Mesch) lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)] III-1-2