21435 |
rijk zijn |
de zijn hebben:
ps. letterlijk overgenomen!
di hii t de zing (Q198a Mesch),
in het geld zwemmen:
di zwumt ien ’t gelt (Q198a Mesch),
rijk zijn:
riek zien (Q198a Mesch)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: rijk zijn [rijk zijn, zwemmen in zijn geld, een groot fortuin hebben enz. enz.] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21609 |
rijksdaalder |
knaak:
Van Dale: knaak, (volkst.) rijksdaalder.
knaak (Q198a Mesch),
paardsoog:
pirsoig (Q198a Mesch)
|
rijksdaalder, een ~ [vijftiger, knaak, ploegrol?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33509 |
rijshout, bonenstaak |
erwtrijs:
ertriezer (Q198a Mesch)
|
Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [N P (1966)]
I-7
|
18058 |
rochelen |
rochelen:
ruchele (Q198a Mesch)
|
rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
24405 |
rode bosmier |
rode aamzeik:
eigen spellingsysteem
roej haamzeike (Q198a Mesch)
|
bosmier, (grote) rode ~ [stekkedraoger, brak] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20655 |
rode kool |
rood moes:
roed moos (Q198a Mesch, ...
Q198a Mesch)
|
Rode kool (als plant of gewas) [N Q (1966)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
33841 |
roepen van de hengst naar de aankomende merrie |
joechelen:
juxǝlǝ (Q198a Mesch),
schuifelen:
sxȳfǝlǝ (Q198a Mesch)
|
Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c]
I-9
|
18314 |
rok als bovenkledingstuk |
bovenrok:
boevurok (Q198a Mesch)
|
rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18284 |
rok: algemeen |
rok:
rok (Q198a Mesch)
|
vrouwenrok, kledingstuk dat van het middel af naar beneden hangt [rok, schort, schot, malbeusj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17931 |
rondslenteren, ronddolen |
bommelen:
bummele (Q198a Mesch)
|
lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|