e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mesch

Overzicht

Gevonden: 750
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roosterschuif schuif: šø̜jf (Mesch) De schuif waarmee de uitstroomopening van de blusbak kan worden afgesloten. Voor de schuif bevindt zich doorgaans een rooster waarmee ongebluste deeltjes in de kalk kunnen worden opgevangen. Dergelijke harde stukjes werden in Q 121 'mannetjeren' ('m'nšǝrǝ') genoemd. [N 30, 32d; monogr.] II-9
rouwsluier aan een hoed rouwsluier: rosluujer (Mesch) rouwsluier(s) aan een hoed [N 25 (1964)] III-2-2
ruggengraat strang: schtraank (Mesch) rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)] III-1-1
ruggenwervel wervel: wèrvel (Mesch) [N 10 (1961)] III-1-1
ruiken ruiken: Tans, J.G.H., Isoglossen rond Maastricht in de dialecten van Belgisch en Nederlandsch Zuid-Limburg. Maastricht, uitg. Van Aelst, 1938. 246 pp.  y, y: (Mesch) ruiken III-1-1
runderhorzellarve met-worm: eigen spellingsysteem  mitwurm (Mesch) larve van de runderhorzel, worm die grote bulten (wormbulten) veroorzaakt in de huid van runderen [N 26 (1964)] III-4-2
rups rups: eigen spellingsysteem  rupsch (Mesch) rups [N 26 (1964)] III-4-2
sabbelen sabbelen: sabbele (Mesch) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3
sandaal sandaal: sundaal (Mesch) sandaal [N 24 (1964)] III-1-3
savooiekool savooi: sevoeie (Mesch), savooie: sevoeie (Mesch) [N Q (1966)]savooie kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3