30163 |
voegmortel |
voegspijs:
vōxspēs (Q198a Mesch)
|
De mortel die wordt gebruikt bij het voegen van metselwerk. Voor voegwerk aan gevelmuren wordt doorgaans een zo schraal mogelijke specie gebruikt. Te vette voegspecie heeft tot gevolg dat deze na het drogen sterk gaat krimpen waardoor, vooral bij vorst, de voeg zal uitvallen. Om voegspecie te maken gebruikte men in P 176 'voegzavel' ('vuxzǭvǝl') of 'molzavel' ('mǫlzǭvǝl'), zand uit Mol. [N 30, 38e; monogr.; div.]
II-9
|
30164 |
voegspijker |
voegenspijker:
vugǝspīkǝr (Q198a Mesch)
|
Lang smal ijzer met handvat, waarmee in het gezicht blijvende voegen tussen de stenen worden afgewerkt. Men gebruikt platte, holronde en vierkante voegspijkers alnaargelang de aard van het voegwerk. Zie ook afb. 45c. Het woorddeel 'lint-' in het woordtype 'lintvoeger' (L 364) verwijst naar de horizontale voeg van metselwerk, de zgn. 'lintvoeg'. In P 176 wordt het woordtype 'voeger' gebruikt voor de ø̄voegspijkerø̄; een ijzer om voegwerk te verwijderen noemt men een 'voegijzer'. Zie ook het lemma 'Voegkrabber'. [N 30, 8f; monogr.; N 32, 33a]
II-9
|
30092 |
voorgevel |
buitenmuur:
būtǝ[muur] (Q198a Mesch)
|
De muur die de voorzijde van het bouwwerk vormt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 33a; monogr.]
II-9
|
29951 |
voorhamer |
afbrekershamer:
āf˱brikǝrshāmǝr (Q198a Mesch),
hamer:
hāmǝr (Q198a Mesch)
|
Zware ijzeren hamer met een lange steel die wordt gebruikt om breuksteen stuk te slaan. Zie ook afb. 13. [N 30, 18c]
II-9
|
17852 |
vooroverduikelen |
duikelen:
dukele (Q198a Mesch)
|
duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21504 |
voorschieten |
voorschieten:
Opm. bijv.: "ich zal t dich wal vuurscheete".
vuurscheete (Q198a Mesch)
|
Voorlopig voor iemand betalen [verschieten? b.v. ik zal het wel voor u verschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17673 |
voorvoet |
voorvoet:
vurvoot (Q198a Mesch)
|
voet: voorste deel van de voet [vurvoet] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
30100 |
voorwerkers |
voorwerkers:
vø̄rwęrǝkǝrs (Q198a Mesch)
|
Metselstenen voor de buitenste spouwmuur, en meer in het algemeen voor metselwerk dat in het zicht blijft. Voorwerkers zijn meestal eerste keus metselstenen. Zie voor het woordtype 'façadestenen' ook het lemma 'Kleine stenen' in wld ii.8, pag. 70. [N 31, 35f; monogr.]
II-9
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwluikleren:
vròluikleijer (Q198a Mesch)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
hemd:
himd (Q198a Mesch)
|
onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|