20307 |
zakgeld |
traktement:
traktemént (Q198a Mesch, ...
Q198a Mesch)
|
zakgeld (traktement, pree?) [N 21 (1963)] || zakgeld [traktement, pree?] [N 21 (1963)]
III-2-2, III-3-1
|
30152 |
zandsteen |
kunrader steen:
kønrādǝr stęjn (Q198a Mesch)
|
Natuurgesteente, bestaande uit zandvormige kwartskorrels die door een bindmiddel tot een vast geheel verbonden zijn. De kleur ervan kan zeer verschillend zijn. Zandsteen wordt onder meer gebruikt als bouwmateriaal. De 'Kunrader steen' wordt volgens de invuller uit L 427 gedolven in Kunrade bij Voerendaal. 'Crauberger' wordt ook Kunradersteen genoemd en ontleent zijn naam aan het gehucht Crauberg onder Klimmen waar de steengroeven liggen. [N 30, 55c; N 30, 55d; N 30, 55g; N 30, 56]
II-9
|
19560 |
zeef |
zeef:
zeif (Q198a Mesch)
|
zeef in het algemeen [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17681 |
zenuw |
zenuw:
n zénuw (Q198a Mesch)
|
zenuw [zeen] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17693 |
zeveren |
zeveren:
zèivere (Q198a Mesch)
|
zeveren [zeivere, sabbere] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
18028 |
zijn neus snuiten |
snuitsen:
schnoetse (Q198a Mesch)
|
snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18198 |
zitvlak van een broek |
bodem:
boijum (Q198a Mesch)
|
zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18675 |
zomerkleren |
zomerkleren:
zoemerkleijer (Q198a Mesch)
|
zomerkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18670 |
zondagse kleren |
`s zondagse kleren:
soondusse kleijer (Q198a Mesch)
|
zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18342 |
zool van een schoen |
lap:
lap (Q198a Mesch)
|
zool van een schoen [N 24 (1964)]
III-1-3
|