e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L245p plaats=Meterik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijp, rijmx ijzel: iessel (Meterik), rouwvorst: roowvōrs (Meterik) rijm (op boomen) [SGV (1914)] || rijp, rijm [DC 48 (1973)] III-4-4
rijshout, bonenstaak rijs: ries (Meterik), ries (pl) (Meterik) Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [SGV (1914)] || rijzen (mv.) [SGV (1914)] I-7
rijtuig rijtuig: rii̯tȳx (Meterik) Personenvoertuig, waarbij niet de huifkar bedoeld wordt. Gezien het feit dat het hier om zaken gaat die reeds lang verdwenen zijn, is de verwarring rond de dialecttermen groot. Dit lemma is samengesteld uit de antwoorden op algemene vragen als "hoe noemt u een tweewielig rijtuig" die geen betrekking hebben op een specifieke soort. Ook de meer algemene antwoorden die in N 101 bij de vragen naar bepaalde soorten rijtuigen opgegeven werden, zijn hier verwerkt. De veel voorkomende opgaven "koets" en "sjees", de bekendste vier- en tweewielige rijtuigen, zijn in de betreffende lemmata opgenomen. [N 101, 1-14; N G 51; L 1 a-m; L 28, 24; L 36, 70; LA 288; S 18, 30; Wi 16; monogr] I-13
rimpels rimpels: rempəlz, rempəl (Meterik) Hoe noemt men de plooien in de huid van een mens ? Bedoelt worden vooral de plooien in het voorhoofd. Wat is hiervan het enkelvoud ? [DC 18 (1950)] III-1-1
ring ring: ene (R)ing-V-S (Meterik), reŋ (Meterik) Een wal turf van ongeveer negen lagen turven dik hoog. [II, 80c] || ring [GTP] II-4, III-1-3
ringen, randen verwijderen van peulvruchten pijzen: pêze (Meterik) [SGV (1914)] I-7
ringrijden, ringsteken ringsteken: reenkstêke (Meterik) ringsteken [SGV (1914)] III-3-2
rit route (fr.): roet (Meterik) rit [SGV (1914)] III-3-1
ritsen zoden uitsteken: zōj utstē̜kǝ (Meterik) Een scheiding maken op de veengrond. [II, 123] II-4
rode aalbes miemer: mīēmer (Meterik) aalbes [SGV (1914)] I-7