e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L245p plaats=Meterik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snuit snoet: snōēt (Meterik), snuit: snōēt (Meterik) Snuit [SGV (1914)] III-1-1, III-4-2
soep soep: soep (Meterik) soep [SGV (1914)] III-2-3
sok sok: ik loep āalt ŏop mien zök aaz ik toes bin. mien vrou̯w breitər ielkəs kīer nii̯ vūt aa (Meterik) Sokken. Ik loop altijd op mijn sokken als ik thuis ben. Mijn vrouw breit er telkens weer nieuwe voeten aan. [DC 39 (1965)] III-1-3
soldaat soldaat: soldo.ət (Meterik) soldaat [RND] III-3-1
soldaten soldaten: suldo:tə (Meterik) soldaten [RND] III-3-1
spade, spitschop schup: sxøp (Meterik) Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.] I-1
spannen spannen: spanne (Meterik) spannen [SGV (1914)] III-1-2
spartelen spartelen: spaartele (Meterik) spartelen [SGV (1914)] III-1-2
spatten spuiten: spuite (Meterik) spatten [SGV (1914)] III-4-4
speeksel uitspuwen spijen: spije (Meterik), spijə (Meterik) (speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen [SGV (1914)] III-1-1