21430 |
spieken |
foetelen:
alg. benaming voor oneerlijk zijn
fōētələ (L245p Meterik)
|
spieken; Hoe noemt u bij een proefwerk stiekum gebruik maken van een boek of een papiertje/ [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
21373 |
spijbelen |
hegschool houden:
heksschōēul halde (L245p Meterik)
|
spijbelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
18202 |
spijkerbroek |
spijkerboks:
spei̯kəRbooks (L245p Meterik)
|
Spijkerbroek (jeans). Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
18203 |
spijkerjas |
spijkerjasje:
spei̯kəRjeskə (L245p Meterik)
|
Spijkerjasje. Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
18204 |
spijkerpak |
spijkerpak:
spei̯kəRpak (L245p Meterik)
|
Spijkerpak. Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
27022 |
spijlen aan de achterwand van de veenkruiwagen |
latten:
latǝ (L245p Meterik)
|
[II, 70e]
II-4
|
27018 |
spilwagen |
spilwagen:
spilwāgǝ (L245p Meterik)
|
Soort veenkruiwagen bestaande uit platte latten voor wat het laadgedeelte betreft. De achterwand heeft een schuin oplopende wand van 4 à 5 rechtopstaande spillen. [II, 70]
II-4
|
24379 |
spin |
spin:
spen (L245p Meterik),
spin (L245p Meterik)
|
spin [RND], [SGV (1914)]
III-4-2
|
20121 |
spinnen |
spinnen:
spenǝ (L245p Meterik)
|
De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.]
II-7
|
24381 |
spinnenweb |
spinnenweb:
spenəwɛp (L245p Meterik)
|
spinnenweb [RND]
III-4-2
|