23339 |
zonde |
zonde:
zund (L245p Meterik)
|
zonde [SGV (1914)]
III-3-3
|
23340 |
zonden |
zonden:
zund (L245p Meterik)
|
zonden (mv.) [SGV (1914)]
III-3-3
|
28991 |
zoom |
zoom:
zuǝm (L245p Meterik)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
21072 |
zuigen |
zuigen:
zuuge (L245p Meterik)
|
limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
21324 |
zuinig |
zuinig:
zuinig (L245p Meterik)
|
zuinig [SGV (1914)]
III-3-1
|
18032 |
zure oprisping |
zuur:
zoor (L245p Meterik)
|
Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)]
III-1-2
|
20336 |
zuster |
zuster:
zuster (L245p Meterik)
|
zuster [haar] [SGV (1914)]
III-2-2
|
20679 |
zuurkool |
tonnenmoes:
tonəmos (L245p Meterik),
zuurmoes:
zoormōs (L245p Meterik)
|
ingemaakte witte kool [DC 27 (1955)] || zuurkool [SGV (1914)]
III-2-3
|
17883 |
zwaaien |
zwaaien:
zwaaien (L245p Meterik)
|
zwaaien [SGV (1914)]
III-1-2
|
20355 |
zwager |
zwager:
zwoager (L245p Meterik)
|
schoonbroeder [SGV (1914)]
III-2-2
|