26983 |
zware put |
zware put:
zwǭr pøt (L245p Meterik)
|
Een put waarvan men de turf het hoge op moet kruien. [II, add.]
II-4
|
26710 |
zwart- of blauwveen |
zwarte turf:
zwartǝn tørǝf (L245p Meterik)
|
Veen dat bestaat uit meer of minder sterk vergane plantenresten van alle veenformaties, de voedselrijke, de matig voedselrijke en de voedselarme venen. De turf hieruit behoort tot de best brandbare. [I, 2c]
II-4
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraai:
krej (L245p Meterik)
|
kraai [SGV (1914)]
III-4-1
|
24865 |
zwarte nachtschade |
nachtschade:
?? Opgegeven voor kaal knopkruid.
nachtschade (L245p Meterik, ...
L245p Meterik)
|
nachtschade [DC 28 (1956)]
III-4-3
|
26776 |
zwarte turf |
kluiten:
klūtǝ (L245p Meterik),
zwarte:
zwartǝ (L245p Meterik)
|
Vergelijk het lemma ''zwart- of blauwveen''. [I, 45b; monogr.]
II-4
|
26903 |
zwarte turf of zwartveen |
zwarte:
zwartǝ (L245p Meterik),
zwarte turf:
zwartǝ tø̜rǝf (L245p Meterik)
|
Onder het grauwveen zit het zwartveen waaruit verschillende soorten zwarte turf gehaald worden. Deze laag kan drie meter of meer dik zijn. De planteresten zijn hierin meer vergaan dan in de grauwveenlaag. [II, 36; monogr.]
II-4
|
26956 |
zwarte turf sorteren |
zwarte sorteren:
zwartǝ sortērǝ (L245p Meterik)
|
Na het graven wordt de zwarte turf onderverdeeld in soorten. [II, 52a]
II-4
|
33995 |
zweep |
zweep:
zwēp (L245p Meterik)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
22826 |
zwemmen |
zwemmen:
zwemme (L245p Meterik),
zwimə (L245p Meterik)
|
zwemmen [RND], [SGV (1914)]
III-3-2
|
18045 |
zweren, etteren |
zweren:
zwērre (L245p Meterik)
|
zweren (etteren) [SGV (1914)]
III-1-2
|