22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
as (L245p Meterik),
rōēten as (L245p Meterik)
|
Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)] || En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - I. Aas. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
17651 |
achterste |
achterste:
ächterste (L245p Meterik)
|
achterste [SGV (1914)]
III-1-1
|
17781 |
adem |
adem:
oam (L245p Meterik)
|
adem [SGV (1914)]
III-1-1
|
17685 |
ademen |
ademhalen:
aomhalen (L245p Meterik)
|
ademen [SGV (1914)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
oar (L245p Meterik),
oare (L245p Meterik)
|
ader [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)]
III-1-1
|
26736 |
afbonken van de hei |
bonken:
boŋkǝ (L245p Meterik)
|
Het verwijderen van de hei of de bovengrond in het veen in plaggen afsteken. Voordat men overgaat tot het maaien van de heide, moet men eerst ook het aanwezige gemul of de modder verwijderen. [I, 28]
II-4
|
19803 |
afdak |
afdak:
āfdaak (L245p Meterik)
|
afdak [SGV (1914)]
III-2-1
|
21429 |
afkijken |
afkijken:
āāfkīēkə (L245p Meterik)
|
afschrijven; Bij een buurman of buurvrouw kijken? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
20473 |
afkomst |
afkomst:
āfkŏmst (L245p Meterik),
komaf:
kŏmāf (L245p Meterik)
|
afkomst [N 87 (1981)]
III-2-2
|
33733 |
afrastering van wei |
gelint:
glēnt (L245p Meterik),
gǝlent (L245p Meterik)
|
Kunstmatige omheining, doorgaans een afrastering van met draad verbonden palen. [N 14, 62; S 11; Gwn 16, 11; A 25, 8; N 11, 8 add.; monogr.]
I-8
|