17748 |
haar |
haar:
hor (L245p Meterik)
|
haar (op het hoofd) [RND]
III-1-1
|
18726 |
haarborstel |
haarborstel:
haorbōrstəl (L245p Meterik)
|
Een haarborstel. [DC 56 (1981)]
III-1-3
|
18046 |
haarenkelen |
haarenkelen:
haar-ènkele (L245p Meterik),
hārē̜ŋkǝlǝ (L245p Meterik)
|
De enkels bij het stappen tegen elkaar strijken of slaan, zodat ze verwond geraken. [L 1, a-m; N 8, 71, 72, 78a, 79 en 84d; S 8] || zijn enkel stuk stoten bij het lopen [SGV (1914)]
I-9, III-1-2
|
32886 |
haargetuig |
haargetouw:
hārgǝtǫu̯ (L245p Meterik)
|
Het haargetuig is het gereedschap dat men bij het haren gebruikt, met name het haarspit, de haarhamer en het haarblok, en, bij het haren in het veld, de haargaffel(s). Soms zijn het haarspit en de haarhamer door een touw aan elkaar verbonden, en worden zo over de schouder gedragen. Het ene uiteinde van het touw zat aan het "oog" van het haarspit vast en het andere aan de steel van de hamer. [N 18, 85; JG 1a, 1b; add. uit N 18, 86, 87; A 4, 28e; L 20, 28e; R 3, 67; monogr.]
I-3
|
32887 |
haarhamer |
haarhamer:
hārhāmǝr (L245p Meterik)
|
De haarhamer is een vrij zware (ongeveer anderhalve kilo) ijzeren hamer met een korte houten steel, die speciaal wordt gebruikt om te haren. Het ijzeren deel loopt doorgaans aan beide kanten (soms aan één kant) uit in een scherpe bek van 3 à 4 mm. breed, die wel de baan wordt genoemd. De zuiverheid van deze baan is van belang om goed te kunnen haren. Van tijd tot tijd wordt de baan van de bek door de smid weer bijgesteld. Zie afbeelding 7b, nummer 1. [N 18, 86; JG 1a, 1b, 2c; L 1 a-m; L 26, 4; S 12; add. uit N 11, N 14, 131; N 15; N 27; A 4, 28; A 23, 16; L 20, 28; Lu 1, 16; mongr.]
I-3
|
17750 |
haarvlecht |
vlecht:
vlēcht (L245p Meterik)
|
vlecht [SGV (1914)]
III-1-1
|
20782 |
haas |
haas:
haas (L245p Meterik),
haas (mv.):
haas (L245p Meterik)
|
haas [SGV (1914)] || hazen [SGV (1914)]
III-4-2
|
18994 |
haastig |
haastig:
hastig (L245p Meterik)
|
haastig [SGV (1914)]
III-1-4
|
24319 |
hagedis |
ektis:
êktēs (L245p Meterik)
|
(muur)hagedis [SGV (1914)]
III-4-2
|
25144 |
hagelen |
hagelen:
haagələ (L245p Meterik),
hagele (L245p Meterik)
|
hagelen [DC 53A (1978)], [SGV (1914)]
III-4-4
|