21297 |
bandiet |
bandiet:
bandiet (L245p Meterik)
|
bandiet [SGV (1914)]
III-3-1
|
26806 |
banen vast veen |
banen:
bānǝ (L245p Meterik),
hoofdwegen:
hōfwē̜x (L245p Meterik),
kruipaden:
kryjpē̜j (L245p Meterik)
|
Banen van vast veen waarover het vervoer gaat. Men laat ze ook zitten als waterwering. [I, 60]
II-4
|
26779 |
bank |
bankje:
bɛŋkskǝ (L245p Meterik)
|
Laag turf van één turf lang en diep tot op de bodem over de breedte van de veenkuil. [I, 52]
II-4
|
26781 |
bank maken |
bankje(s) maken:
bɛŋkskǝ mākǝ (L245p Meterik)
|
Het snijden van een bank turf. [I, 53]
II-4
|
26807 |
banken laten zitten |
banken laten zitten:
bɛŋkǝ lǭtǝ zetǝ (L245p Meterik),
losse kant laten zitten:
los kant lōtǝ zetǝ (L245p Meterik)
|
Veenbanken laten zitten als bescherming tegen het water. [I, 62]
II-4
|
18173 |
barrevoets |
barrevoets:
börəvuts (L245p Meterik),
barvoets:
bêrvots (L245p Meterik)
|
barrevoets [SGV (1914)] || blootvoets [RND]
III-1-3
|
19730 |
bed |
bed:
be̝ͅt (L245p Meterik)
|
bed [RND]
III-2-1
|
21454 |
bedelaar |
kruier:
krŭŭjər (L245p Meterik)
|
leurder; Hoe werd de man genoemd die dat deed? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
23197 |
bedevaart |
bedevaart:
bêvert (L245p Meterik)
|
bedevaart [SGV (1914)]
III-3-3
|
18965 |
bedriegen |
bedriegen:
bedreege (L245p Meterik),
bədreegə (L245p Meterik)
|
bedriegen [SGV (1914)] || bedriegen: Als hij kans ziet zal hij proberen je te - [DC 35 (1963)]
III-1-4
|