e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meterik

Overzicht

Gevonden: 1646
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mestkalf opzetter: ōpzɛtǝr (Meterik) Kalf dat gehouden wordt voor de slacht. Woordtypen als kistkalf, hokkalf, plankkalf duiden op een kalf dat vet gemest wordt in een kist of box. Zie voor de fonetische documentatie van (kalf)en (kalfje) het lemma ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 75b; N 3A, 76; N C, 8; S 14; monogr.] I-11
mestvaalt mest: aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019  mist (Meterik), meste, miste: miste (Meterik), mesthoop: misthoeəp (Meterik) [SGV (1914)]hoop droge mest,die bij of op de gierput wordt opgestapeld [DC 18 (1950)] I-7
met de kar rijden, iets vervoeren varen: vārǝ (Meterik) Dit lemma vormt een aanvulling van het lemma met paard en kar rijden in wld I.10. Alleen de opgaven voor de plaatsen waarvoor in WLD I.10 geen materiaal voorhanden was, zijn hier opgenomen. De kaart combineert de gegevens van beide lemmata. [N 17, 94; RND 97; monogr.] I-13
metselaar metselaar: mętsǝlǝr (Meterik) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
metselen metselen: mɛtsǝlǝ (Meterik) Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.] II-9
middag (s middags) middag: klemtoon: "m\\¯dáág  mədáág (Meterik) middag [RND] III-4-4
mier zeikdempel: zɛkdɛmpel (Meterik) mier III-4-2
mikken mikken: mikə (Meterik) lonken (mikken) [RND] III-3-2
minderen minderen: mindere (Meterik) minderen [SGV (1914)] III-1-3
minderjarig minderjarig: minderjø͂ͅrig (Meterik) minderjarig [SGV (1914)] III-2-2