e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mettekoven

Overzicht

Gevonden: 793
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
houtworm worm: wø͂ͅrm (Mettekoven) houtworm, memel [ZND 38 (1942)] III-4-2
huichelaar schijnheilige: das ən schenhelige (Mettekoven) huichelaar (schijnheilige, enz.) [ZND 24 (1937)] III-1-4
huid vel: vĕl (Mettekoven), vɛ̃l (Mettekoven) [L 29, 44]de huid (van de mens) [ZND 29 (1938)] I-11, III-1-1
huif van de huifkar huif: hof (Mettekoven) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13
huifkar huifkar: hofkē̜r (Mettekoven) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huis, woning huis: ōͅs (Mettekoven) huis [ZND 34 (1940)] III-2-1
huiveren bibbelen: bibbələ (Mettekoven, ... ) Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)] III-1-2
huurhuis huurhuis: hy(3)̄rhōs (Mettekoven) huurhuis [ZND 27 (1938)] III-2-1
iemand uitschelden kijven: op jōͅmant keve (Mettekoven), uithouden: plat  jōͅmant ōthāite (Mettekoven) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-1-4
ijken pegelen: chewīchte paichələ (Mettekoven) De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)] III-3-1