18996 |
jaloers |
jaloers:
ook materiaal znd 27, 44
žeͅlus (P193p Mettekoven)
|
jaloers [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
24556 |
jeneverbes |
zwarte kroezel:
zwattə krūsəl (P193p Mettekoven)
|
jeneverbes (Juiniperus communis L.) [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
20405 |
jeugd, jongelieden |
jonkheid:
jōēnkhét (P193p Mettekoven)
|
jeugd, dat is goed voor de jeugd (de jonge lieden) [ZND 36 (1941)]
III-2-2
|
20196 |
jong (bijv.nw.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jōēnk (P193p Mettekoven)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)]
III-2-2
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jōēnk (P193p Mettekoven)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
24176 |
jong en kaal vogeltje adj. |
nog kwak:
nox kwak (P193p Mettekoven)
|
jonge vogel die nog niet kan vliegen [ZND 36 (1941)]
III-4-1
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
jø̄.ŋk (P193p Mettekoven)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]
I-11
|
34551 |
jonge gans |
jonge gans:
jūŋ gās (P193p Mettekoven)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
20159 |
jongen |
jong:
jeung (P193p Mettekoven, ...
P193p Mettekoven)
|
jongen (knaap) [ZND 01 (1922)] || jongen; een lamme - [ZND 29 (1938)]
III-2-2
|
20334 |
jongste kind |
benjamin:
benjamin (P193p Mettekoven),
ponnetje:
poneke (P193p Mettekoven)
|
jongste kind; hoe heet het jongste kind van het gezin? [ZND 36 (1941)]
III-2-2
|