18171 |
kledij, kleren |
garderobe (fr.):
Al zijn kleederen.
xaldrōp (P193p Mettekoven),
klerage:
Bedoelt men al zijn kleederen, dan zegt men ook xaldroop, soms stoppend [sic] gebruikt.
klera͂xe (P193p Mettekoven)
|
Kent ge een verzamelwoord voor "de kleren"(kleerage, of een ander woord). [ZND 36 (1941)]
III-1-3
|
18285 |
kleerborstel |
borstel:
bossəl (P193p Mettekoven),
enne bossel (P193p Mettekoven)
|
een borstel (om kleren te borstelen) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
19677 |
kleerkast |
kleerkast:
klēͅrkās (P193p Mettekoven)
|
kleerkast [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
19631 |
kleerkist, kleerkoffer |
garderobe:
xaldrop (P193p Mettekoven)
|
Een houten koffer om (kleeren in te bewaren). [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
33318 |
kleine boerderij |
winninkje:
weneŋskǝ (P193p Mettekoven)
|
Bij keuterij, e.d. in het noorden van de Nederlandse provicie wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de keuterboer gewoonlijk ook in dagloondienst is en géén paard bezit; zijn grond beslaat niet meer dan drie tot vijf hectaren. Ook hier vindt men, naast specifieke terminologie met name met het element keuter, ook veel omschrijvende benamingen met klein en diminutiva. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "Boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c; A 30A, 3a, 3b en 3d; L 22, 1b; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
21338 |
kleingeld |
kleingeld:
kla[i}Xeͅlt (P193p Mettekoven)
|
kleingeld [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
23215 |
klepel |
kleper:
de kløpər van de klok (P193p Mettekoven)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
21353 |
kletsen |
babbelen:
Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.
babbele (P193p Mettekoven, ...
P193p Mettekoven)
|
praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] || zij praten, kletsen, babbelen de hele dag [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
21337 |
kletswijf |
advocaat:
avekōͅt (P193p Mettekoven),
babbelkous:
babbelkōͅs (P193p Mettekoven),
babbelmie:
babbelmī (P193p Mettekoven),
babbeltrien:
babbeltrīn (P193p Mettekoven),
babbelwijf:
babbelwef (P193p Mettekoven)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)]
III-3-1
|
25029 |
kleurx |
keur:
ps. boven de $ staat nog een ~; deze combinatieletter is niet om te spellen/te maken.
køͅr (P193p Mettekoven, ...
P193p Mettekoven)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|