e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mettekoven

Overzicht

Gevonden: 793

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bietenloof, bladerkroon bietenkruid: bāi̯tǝkrōt (Mettekoven) De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48] I-5
bietenveld raapland: rǭplānt (Mettekoven) Met bieten of rapen bezaaid stuk land. [L 41, 2; monogr.] I-5
bit gebit: gǝbei̯.t (Mettekoven) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10
bits kort van stof: kot van stā(u)f (Mettekoven, ... ) Hoe zegt ge << hij is nogal bits, scherp, prikachtig>> in zijn manier van spreken. [ZND 40 (1942)] III-1-4, III-3-1
blaker kandelaar: ke͂ͅnjəlēͅr (Mettekoven) het pannetje, van een oor voorzien, waarop de kaars wordt gezet [ZND 36 (1941)] III-2-1
blauwe reiger, reiger reiger: rāigər (Mettekoven) reiger [ZND 41 (1943)] III-4-1
blijven wachten blijven: bleve (Mettekoven) blijven [ZND 25 (1937)] III-4-4
bloementuin engelse hof: engelschen hof (Mettekoven) bloemenhof [ZND 27 (1938)] I-7
bloemknop bot: boͅt (Mettekoven, ... ) bot, knop [ZND 34 (1940)] || knop [ZND 34 (1940)] III-4-3
boer boer: heel groot bedrijf  deͅ būr wūnt op de winnīn (Mettekoven) Vertaal in het dialect en vul aan: De boer woont op een ... (Fr. ferme geef de verschillende namen voor grote en kleine bedrijven, indien er bestaan. [ZND 22 (1936)] III-3-1