25100 |
motregenen, licht regenen |
niffelen:
niffelt (P193p Mettekoven)
|
stofregenen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
18264 |
mouw |
mouw:
mo, make (P193p Mettekoven),
twi mowe (P193p Mettekoven)
|
een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)]
III-1-3
|
17872 |
muilpeer |
kaakslag:
kâkslâg (P193p Mettekoven),
patat aan de kaak:
patat ân zen kâk (P193p Mettekoven)
|
hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
20122 |
muizen |
muizen:
mø͂ͅzeͅ (P193p Mettekoven)
|
de katten muizen [ZND 31 (1939)]
III-2-1
|
30091 |
muur |
muur:
mūr (P193p Mettekoven)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|
28708 |
naaien |
lappen:
lapǝ (P193p Mettekoven)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
34013 |
naar links |
prrr:
pr̄ (P193p Mettekoven)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
34014 |
naar rechts |
hut:
hyt (P193p Mettekoven)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
17766 |
navel |
nagel:
noagel (P193p Mettekoven),
nageldarm:
nŏ.gəlderəm (P193p Mettekoven)
|
Navel (Fr. nombril). [ZND 05 (1924)]
III-1-1
|
20361 |
neef |
neef:
nief (P193p Mettekoven)
|
neef [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|