18787 |
breinaald |
stalen pin waarmee gestrikt wordt:
wee haait de stoele painne moe bij gestrikt jont (P193p Mettekoven),
strikijzer:
strik ezərs (P193p Mettekoven)
|
Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
18392 |
bretel |
bretel (<fr.):
bretelle (P193p Mettekoven)
|
draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
breuk (P193p Mettekoven),
brök (P193p Mettekoven)
|
hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
33840 |
briesen |
briesen:
brisǝ (P193p Mettekoven)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brou̯ǝn (P193p Mettekoven),
bryǝ (P193p Mettekoven)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
18197 |
broek: algemeen |
broek:
broek (P193p Mettekoven),
brūk (P193p Mettekoven)
|
broek [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
21603 |
brompot |
grommelaar:
grummeler (P193p Mettekoven)
|
Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
24948 |
bron |
born:
bi̯ǭn (P193p Mettekoven)
|
Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I]
I-8
|
25500 |
broodoven |
oven:
hōvǝ (P193p Mettekoven)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|
25657 |
brouwen |
brouwen:
brǫjǝn (P193p Mettekoven),
brǭwǝ (P193p Mettekoven)
|
Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.]
II-2
|