34489 |
van veren wisselen |
ruiven:
roǝvǝn (P193p Mettekoven)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
17824 |
vangen |
vangen:
vaŋe (P193p Mettekoven)
|
vangen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkensstal:
vɛ.rǝkǝs[stal] (P193p Mettekoven)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
34282 |
veevoer verzamelen |
repen:
rāi̯pǝ (P193p Mettekoven)
|
Het plakken, trekken, steken of snijden van veevoer. Veevoer kan bestaan uit groenvoer, rapen, gras of gewassen als lupinen en serradella. Het verzamelen van veevoer kan dus bestaan uit verschillende handelingen. Object als "groenvoer", "konijnenvoer", "gras" e.a. zijn niet gedocumenteerd. Zie ook het lemma ''knollen uittrekken'' (2.2.6) in aflevering wld I.5. [N Q, 11c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 36, 65; monogr.]
I-11
|
19431 |
vegen, keren |
borstelen:
beͅsələ (P193p Mettekoven)
|
de vloer vegen, keren (zonder water) [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
30317 |
vensterbank |
vensterplaat:
venstǝrplãt (P193p Mettekoven)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
17914 |
verbergen |
wegsteken:
wexsteke (P193p Mettekoven)
|
verbergen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
30735 |
verflaag |
laag verf:
lǫ̃x ˲vɛrǝf (P193p Mettekoven)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|
17924 |
verfrommelen |
verfrommelen:
verfrummele (P193p Mettekoven)
|
(papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
24614 |
vergeet-mij-nietje |
vergeet-me-nietje:
vergēt me nītjes (P193p Mettekoven)
|
vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|