e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mettekoven

Overzicht

Gevonden: 793
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
winterkoninkje winterkoninkje: wāinteͅrkönin’skeͅ (Mettekoven) winterkoninkje [ZND 34 (1940)] III-4-1
winterwortelen poten: pǫu̯tǝ (Mettekoven) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
witte kool witte kabuis: witte kabōs (Mettekoven) een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] I-7
witte kwikstaart kwikstaart: kwikstat (Mettekoven, ... ) kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-4-1
wortel wortel: wǫtǝl (Mettekoven) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
wreef striksel: striksəl (Mettekoven) de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)] III-1-1
wrijven wrijven: vrēve (Mettekoven) wrijven [ZND 25 (1937)] III-1-2
wringen wringen: vrâiŋə (Mettekoven) wringen [ZND 25 (1937)] III-1-2
zaad, zaaigoed zaad: zōt (Mettekoven) Hetgeen men uitstrooit, zaait op het land; de verzamelnaam. Zie voor het enkelvoudige begrip "zaadje" achterin het lemma. Vergelijk ook het lemma graankorrel (2.6). De typen gezaads en gezaams worden voornamelijk gebruikt voor (tuin)zaden. (m) achter de plaatscode geeft aan dat uitdrukkelijk is opgegeven dat ''zaad'' er een "de-woord" is. [N M, 22; JG 1a, 1b; Wi 5; RND 111; monogr.] I-4
zaag zeeg: zē̜x (Mettekoven) Snijwerktuig, dat bestaat uit een platte strook staal die aan één zijde van tanden voorzien is. De strook is bevestigd in een handvat of in een spanraam. Zie ook de lemmata ɛhandzaagɛ en ɛspanzaagɛ.' [S 45; L 8, 101; N 53, 1a; monogr.] II-12