e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
griffel griffel: griffel (Mheer), ’n griffel (Mheer) De stift, waarmee op die lei wordt geschreven. [ZND 37 (1941)] || een stift van leisteen om daarmee op een lei te schrijven [griffel, griffie, grift, touche, cijferpen] [N 87 (1981)] III-3-1
grijns greilach: nne grielaach (Mheer) grijns [grijnst] [N 10 (1961)] III-1-4
grijnzen greilachen: grīēlache (Mheer), grijnzen: grienze (Mheer) grijnzen [SGV (1914)] || spottend lachen soms met een onaangename vertrekking van het gezicht [grijzen, blieken, blikken, grijzen, griemen] [N 85 (1981)] III-1-4
grijpen naar snappen: no get sjnappe (Mheer) grijpen naar iets [naar iets raome] [N 10a (1961)] III-1-2
gril gevingen: ook materiaal znd 29, 16  kevinge (Mheer), kuren: ook materiaal znd 29, 16  kuurre (Mheer), kuur: kuur (Mheer) een plotseling opkomende onberedeneerde gedachte of wens [gril, loet, nuk, kuur, streek, kneep, stuip, bijze] [N 85 (1981)] || kuren (znw) [ZND 01 (1922)] III-1-4
grind grind: grent (Mheer) Collectieve benaming voor de kleine keitjes die in grote menigte in diluviale gronden en op de bodem van de rivieren worden aangetroffen, kiezels. [S 11; L 1a-m; N 18, add.; monogr.] I-8
grindweg kiezelweg: kizelweeg (Mheer) Hoe heet een weg die daarmee [steengruis (kleine stukjes steen)] bedekt is ? [ZND 24 (1937)] III-3-1
grindx kiezel: kiezel (Mheer) grind [ZND 01 (1922)] III-4-4
grinniken gremelen: griemele (Mheer) lachen, niet hardop en met een knorrend bijgeluid, soms spottend [grinniken, grinnieken, gabberen, gramelen, gremelen] [N 85 (1981)] III-1-4
groei groei: grø̄i̯ (Mheer) Opgaven voor de uitdrukking "er zit geen groei in". [L 8, 7a; monogr.] I-4