e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grootmoeder grootmoeder: groetmodder (Mheer, ... ), groetmooder (Mheer), grootmojer (Mheer), grŏĕtmôodder (Mheer), oudmoeder: vroeger algemeen; nu door oude mensen  ŏwmoor (Mheer) grootmoeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
grootouders grootouders: grōētowwersj (Mheer) grootouders [DC 05 (1937)] III-2-2
grootte grootte: grūūade (Mheer), grø͂ͅtte (Mheer) grootte [SGV (1914)] III-4-4
grootvader grootvader: groetvader (Mheer, ... ), grŏĕtvaader (Mheer), oudpa: vroeger algemeen; nu door oude mensen  abba (Mheer) grootvader [DC 05 (1937)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
grootx groot: groët (Mheer) groot [DC 03 (1934)] III-4-4
grote boerderij hof: hof (Mheer) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
grote hoeveelheid, hoop hoop: hoap (Mheer), hoop (Mheer), houp (Mheer), hopen (mv.): heùp (Mheer), huip (Mheer) een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)] || hoop [SGV (1914)] || hoopen (mv.) [SGV (1914)] III-4-4
grote knikker bom: bøͅm (Mheer) Knikker: de grote (glazen of stenen). [ZND 16 (1934)] III-3-2
grote lijster lijster: līēster (Mheer) grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)] III-4-1
grote ruzie? slaanderij: sjlöönderiej (Mheer) een grote ruzie [hora, bal] [N 85 (1981)] III-3-1