17561 |
been, beenderen |
knook:
kneuk (Q196p Mheer),
knoo:ke (Q196p Mheer),
nne knoök (Q196p Mheer)
|
beenderen [N 10a (1961)] || beenderen (op het kerkhof) [ZND 21 (1936)] || benen, been (Frans: un os) [knook, knowk, been, bot] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20193 |
beenderen op het kerkhof |
knoken:
znd 21, 009c
knóóke (Q196p Mheer)
|
beenderen (op het kerkhof) [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
19140 |
beestachtig persoon; beestachtig |
kreng:
vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon
kring (Q196p Mheer)
|
met een zeer slecht, beestachtig karakter [sakkers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25052 |
beetje bij beetje |
lipslepskes:
(s. plur bijv. betalen met lipsjlepsjkes
lipsjlepsjkes (Q196p Mheer)
|
stukjes en beetjes
III-4-4
|
18536 |
bef |
bef:
bef (Q196p Mheer)
|
bef [bavetje, sammezetje, bandje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18886 |
begeerlijk |
begeerlijk:
begeerlijk (Q196p Mheer),
begerlik (Q196p Mheer)
|
begeerlijk [SGV (1914)] || de begeerte opwekkend, verlokkend [gewild, begeerlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18885 |
begeren |
verlangen:
verlange (Q196p Mheer)
|
sterk wensen, verlangen koesteren naar [begeren, geren, lusten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18997 |
begerig |
begerig:
begèrig (Q196p Mheer)
|
begeerig [SGV (1914)]
III-1-4
|
32753 |
beginvoor bij het spitten |
kopvoor:
kǫp˲vōr (Q196p Mheer)
|
Termen voor de eerste voor bij het spitten en woorden die in combinatie met een werkwoord de betekenis "beginvoor" hebben, vindt men ook in het voorgaande lemma. Voor deze benamingen zie men eveneens de lemmata betreffende de beginvoor of -voren bij het ploegen. [A 33, 18b]
I-1
|
20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begreffenis (Q196p Mheer),
begrèfenis (Q196p Mheer),
begraving:
begraving (Q196p Mheer)
|
begrafenis [SGV (1914)] || de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)]
III-2-2
|