e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
suikertante suikertant: sŏĕkertaant (Mheer) erftante (suikertante) [DC 05 (1937)] III-2-2
suizen van de oren tuiten: de oere tūūte mich (Mheer) suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)] III-1-1
sukkelen pladeren: plaaiere (Mheer) Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (kwijpelen, plaaieren, op de sukkelbaan zijn, in het sukkelstraatje zijn). [N 84 (1981)] III-1-2
taal taal: taal (Mheer) taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)] III-3-1
taart taart: toert (Mheer) taart [SGV (1914)] III-2-3
tabak toebak: toebak (Mheer, ... ) tabak [SGV (1914)] III-2-3
tafel tafel: tōͅfəl (Mheer, ... ), toͅfəl (Mheer, ... ) de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] || een houten tafel [Roukens 12 (1937)] || een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)] || tafel [SGV (1914)] III-2-1
tafelpoot stumpel: štømpəl (Mheer), tafelpoot: toͅfəlpūət (Mheer) poot van een tafel || tafelpoot [DC 49 (1974)] III-2-1
tak (alg.) tak: tak (Mheer, ... ), tek (Mheer) (jonge) takken mv. [DC 41 (1966)] || dikke tak [DC 25 (1954)] || tak [SGV (1914)] III-4-3
tak op ingezaaid land vreewis: vrīweš (Mheer) De tak, stok of bundel stro die men op de pas ingezaaide akkers plaatste om aan te geven dat deze niet betreden mochten worden door jagers en anderen. Voor streep, zie WNT s.v. in de betekenis "grensteken". [N M, 26; monogr.] I-4