e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uieren zwol: žwōl (Mheer) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uierkwartier mik: mek (Mheer) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11
uil uil: uul (Mheer, ... ) uil [SGV (1914)] III-4-1
uit (voetbal) uit: oet (Mheer) (De bal is) uit. [DC 49 (1974)] III-3-2
uit de as gezeefde kolen oudding: ŏŏd-dīnk (Mheer) Hoe heet het overblijfsel van verbrande kolen dat nog eens kan branden ? [ZND 42 (1943)] III-2-1
uitblinken uitblinken: ōētbleenke (Mheer) schitteren boven iets of iemand anders, bijzonder begaafd zijn [uitstek zijn, uitblinken] [N 85 (1981)] III-1-4
uitbrander reprimande: repremande (Mheer) een lichte afkeuring als straf [ripplement, rappelement, afkemming, kemming, afleiding, schelles, berisping] [N 85 (1981)] III-1-4
uitdenken uitprakkiseren: oetprakkezeere (Mheer) door nadenken ontwerpen; verzinnen [uitfineren, figeleren, uitprakkezeren, bedenken] [N 85 (1981)] III-1-4
uitgaan op jats gaan: op jats gooë (Mheer) uitgaan, cafés bezoeken, aan de zwier gaan [lelijkeren, op de scheut gaan] [N 87 (1981)] III-3-1
uitgieten uitschudden: ōētsjudde (Mheer) een vloeistof al gietende doen vloeien uit een kan, fles etc. [storten, plassen, klassen, schenken, uitgieten] [N 91 (1982)] III-4-4