e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitglijden uitrutschen (<du.): oetrutsje (Mheer), x: sjôttere (Mheer) uitglijden [ZND 24 (1937)] || uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2
uithoren uithoren: ōēthuure (Mheer), uitvissen: oetvösche (Mheer) door vragen van iemand proberen te weten te komen wat hij voelt, uithoren [horken, funteren, tintelen, uithoren, uithorken] [N 87 (1981)] || uitvorschen [SGV (1914)] III-3-1
uitleg explicatie (<fr.): (Fr. explication).  eksplekaasje (Mheer), verklaring: verklaoring (Mheer) een beslissend antwoord, een antwoord dat alles uitlegt [uitsluitsel, uitbedul] [N 85 (1981)] || het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)] III-3-1
uitleggen uitleggen: ōētlegge (Mheer) duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)] III-3-1
uitneembaar frontje plastron (fr.): plastron (Mheer) frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)] III-1-3
uitnodigen noden: nŭŭje (Mheer), uitnoden: ōētnŭŭje (Mheer) iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)] III-3-1
uitnodigen voor een begrafenis ter lijk roepen: ter lieke roope (Mheer) uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)] III-3-1
uitpersen van de baarmoeder, prolapsus uteri de kan laten zien: de kan laten zien (Mheer) Het uitzakken van de baarmoeder veroorzaakt door de naweeën of door het gewicht van de vruchtvliezen. In tegenstelling tot een prolapsus vaginae doet zich de prolapsus uteri altijd voor na een baring. [N 52, 4; A 48A, 8; N 3A, 97; N 52, 30a; monogr.] I-11
uitschelden schelden: schelle (Mheer), uithessen: vgl. WNT sub hessen: gelijkbet. met hitsen, ss. Uithessen.  ōēthèèsje (Mheer) iemand smadelijke, honende woorden naar het hoofd werpen [uitkeken, uitjouwen, uitjuiwen, bellen, uitklappen, uitgodverren,uitschelden, uitsliepen [N 85 (1981)] || schelden [SGV (1914)] III-3-1
uitsliepen kitsuit doen: kĭĕts oet"doen (Mheer) uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] III-3-2