18399 |
hoed: spotnamen |
dop:
WNT: dop (I), Mnl. dop, doppe, dup; 11) Hoed van halfronden vorm, en vervolgens ook wel heerenhoed in het algemeen.
döppe (Q196p Mheer),
hondskoes:
Van Dale: II. koes (gew.) boes; boes: (gew.) dat deel van de koestal, waar de koeien met de achterpoten staan.
hondskoesj (Q196p Mheer),
kachelpijp:
kachelpiep (Q196p Mheer),
loesj:
loesj (Q196p Mheer)
|
hoed, hoge ~: spotbenamingen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] || hoed: spotbenamingen [weerhaan, sjeuvel, sjtift, tups, teps, tips, tömps, döppe, tietsj, dinkerik] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34212 |
hoeden van koeien |
hoeden:
hø̄jǝ (Q196p Mheer)
|
[N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.]
I-11
|
18624 |
hoedenspeld |
hoedenspang:
hootesjpang (Q196p Mheer)
|
speld op een dameshoed [heujespang] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33804 |
hoef |
hoef:
huf (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
hōf (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer)
|
[S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14]
I-11, I-9
|
33695 |
hoefslag |
hoefslag:
hōfšlax (Q196p Mheer)
|
Het platgetreden, onbegroeid stuk grond van een karrenweg of koeweg waar het paard loopt. [N P, 2 add.; A 21, 2a add.; monogr.]
I-8
|
31592 |
hoefstal, noodstal |
hoefstal:
hofštāl (Q196p Mheer),
noodstal:
nǭtštal (Q196p Mheer)
|
Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
II-11
|
25008 |
hoek (tussen twee lijnen) |
hoek:
ennən hook (Q196p Mheer),
hook (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer,
Q196p Mheer),
winkel:
weenkel (Q196p Mheer)
|
de ruimte tussen twee rechte lijnen of twee vlakken die elkaar ontmoeten [oord, hoek, winkel] [N 91 (1982)] || hoek [SGV (1914)], [ZND 27 (1938)]
III-4-4
|
33646 |
hoek van een stuk land |
tomp:
tø̄mp (Q196p Mheer)
|
Een hoek of punt van een stuk land. [N P, 1; A 33, 10; monogr.]
I-8
|
22871 |
hoekschop |
corner (eng.):
corner (Q196p Mheer),
Karte 168.
kørnər (Q196p Mheer)
|
Eckball. || Hoekschop. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
17763 |
hoektand |
oogtand:
ennen ôgtaand (Q196p Mheer)
|
een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een gewone dikke tand [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|