e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoed: spotnamen dop: WNT: dop (I), Mnl. dop, doppe, dup; 11) Hoed van halfronden vorm, en vervolgens ook wel heerenhoed in het algemeen.  döppe (Mheer), hondskoes: Van Dale: II. koes (gew.) boes; boes: (gew.) dat deel van de koestal, waar de koeien met de achterpoten staan.  hondskoesj (Mheer), kachelpijp: kachelpiep (Mheer), loesj: loesj (Mheer) hoed, hoge ~: spotbenamingen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] || hoed: spotbenamingen [weerhaan, sjeuvel, sjtift, tups, teps, tips, tömps, döppe, tietsj, dinkerik] [N 25 (1964)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: hø̄jǝ (Mheer) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoedenspeld hoedenspang: hootesjpang (Mheer) speld op een dameshoed [heujespang] [N 25 (1964)] III-1-3
hoef hoef: huf (Mheer, ... ), hōf (Mheer, ... ) [S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-11, I-9
hoefslag hoefslag: hōfšlax (Mheer) Het platgetreden, onbegroeid stuk grond van een karrenweg of koeweg waar het paard loopt. [N P, 2 add.; A 21, 2a add.; monogr.] I-8
hoefstal, noodstal hoefstal: hofštāl (Mheer), noodstal: nǭtštal (Mheer) Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] II-11
hoek (tussen twee lijnen) hoek: ennən hook (Mheer), hook (Mheer, ... ), winkel: weenkel (Mheer) de ruimte tussen twee rechte lijnen of twee vlakken die elkaar ontmoeten [oord, hoek, winkel] [N 91 (1982)] || hoek [SGV (1914)], [ZND 27 (1938)] III-4-4
hoek van een stuk land tomp: tø̄mp (Mheer) Een hoek of punt van een stuk land. [N P, 1; A 33, 10; monogr.] I-8
hoekschop corner (eng.): corner (Mheer), Karte 168.  kørnər (Mheer) Eckball. || Hoekschop. [DC 49 (1974)] III-3-2
hoektand oogtand: ennen ôgtaand (Mheer) een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een gewone dikke tand [ZND 29 (1938)] III-1-1