18604 |
korset |
korset (<fr.):
kerset (Q196p Mheer)
|
korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20617 |
korst |
korst:
koorsj (Q196p Mheer)
|
korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)]
III-2-3
|
18330 |
kort schortlint |
lint:
linter (Q196p Mheer)
|
linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18013 |
kortademig |
dempig:
dempig (Q196p Mheer),
kort:
koort van aujem (Q196p Mheer),
kort (Q196p Mheer),
kortademig:
kortaojemig (Q196p Mheer)
|
dempig [SGV (1914)] || hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)] || kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18287 |
korte broek |
flotsbroek:
flöts brook (Q196p Mheer),
Korte: welsjebroo:k ook flotsbroo:k.
flotsbroo:k (Q196p Mheer),
korte broek:
korte broo (Q196p Mheer),
welshe broek:
Korte: welsjebroo:k ook flotsbroo:k. [Van Dale: Welsh]
welsjebroo:k (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer)
|
broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] || korte broek [ZND 16 (1934)] || korte broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
24737 |
korte dikke wortel |
knol:
WLD
knŭŭle (Q196p Mheer)
|
Korte, dikke wortels (mollestaarten). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18216 |
korte laars |
gamasche:
kamàsj (Q196p Mheer),
halve stevel:
hoove-sjtievel (Q196p Mheer)
|
laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
18600 |
korte onderbroek? |
korte onderbroek:
korte onderbrook (Q196p Mheer)
|
onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18562 |
korte overjas |
joppe (du.):
joep (Q196p Mheer)
|
overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21132 |
korter maken |
afsnijden:
aaf-sjnieje (Q196p Mheer)
|
een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)]
III-3-1
|