18148 |
manken |
hompelen:
hompele (Q196p Mheer)
|
Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (honkelen, lammen, knakken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17984 |
mankeren |
mankeren:
mankeere (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer,
Q196p Mheer),
schelen:
schêle (Q196p Mheer)
|
mankeren [SGV (1914)] || Mankeren: mankeren, schelen (schelen, mankeren, het hebben). [N 84 (1981)] || schelen, mankeren [SGV (1914)]
III-1-2
|
34051 |
mannelijk kalf |
duur:
dø̄r (Q196p Mheer),
stiertje:
štērkǝ (Q196p Mheer)
|
[N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.]
I-11
|
34393 |
mannelijk schaap |
bok:
bok (Q196p Mheer),
ram:
ram (Q196p Mheer),
schapenbok:
sǭpǝbok (Q196p Mheer),
weer:
wēr (Q196p Mheer)
|
Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.]
I-12
|
21918 |
mannelijke duif |
doffer:
doefer (Q196p Mheer),
hoorn:
hoore (Q196p Mheer),
hore (Q196p Mheer)
|
Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)] || Mannetjesduif. [SGV (1914)]
III-3-2
|
24204 |
mannelijke eend |
mannetje van de eend:
mɛnǝkǝ van dǝ ēntj (Q196p Mheer),
wenderik:
vɛndǝrek (Q196p Mheer),
weenderik (Q196p Mheer),
wendǝrek (Q196p Mheer),
woerd:
wūrt (Q196p Mheer)
|
[GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]woerd, mannetjeseend [ZND 01 (1922)]
I-12, III-4-1
|
24205 |
mannelijke eend, woerd |
wenderik:
winderik (Q196p Mheer)
|
woerd: mannelijke eend. Hoe roept men eenden? [GV K (1935)]
III-4-1
|
24206 |
mannelijke gans |
haan:
hān (Q196p Mheer),
mannetjesgans:
mɛnǝkǝnsgans (Q196p Mheer),
wenderik:
wē̜ndrek (Q196p Mheer)
|
[A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34446 |
mannelijke geit |
bok:
bok (Q196p Mheer),
bǫq (Q196p Mheer)
|
[N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
34555 |
mannelijke kalkoen |
schroethaan:
šrūthān (Q196p Mheer)
|
[A 6, 3a; S 16; L 1, 113; R 14, 3; monogr.]
I-12
|