20839 |
mosterd |
mosterd:
mosterd (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer),
mostert (Q196p Mheer)
|
mosterd [SGV (1914)], [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
24355 |
mot |
mot:
mot (Q196p Mheer, ...
Q196p Mheer,
Q196p Mheer),
ook in ZND 31, 038
mot (Q196p Mheer)
|
mot [DC 24 (1953)], [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
21263 |
motor |
moter:
motər (Q196p Mheer),
motor:
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg:
`motor (Q196p Mheer)
|
motor [RND] || motor (Duits Motorrad)
III-3-1
|
21264 |
motorfiets |
motor:
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg:
`motor (Q196p Mheer)
|
motor (Duits Motorrad)
III-3-1
|
25130 |
motregen, fijne regen |
fiezel:
fiezel (Q196p Mheer),
vīēzel (Q196p Mheer),
zever:
zèèver (Q196p Mheer)
|
klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || motregen || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
druppelen:
druppele (Q196p Mheer),
fiezelen:
te viezele (Q196p Mheer),
vizzele (Q196p Mheer),
sprenkelen:
sjpreenkele (Q196p Mheer),
sprinkelen:
sjprīnkele (Q196p Mheer),
zeveren:
te zeevere (Q196p Mheer),
zeevere (Q196p Mheer),
’t zievert (Q196p Mheer)
|
beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || motregen || motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25664 |
mout |
mout:
mout (Q196p Mheer)
|
Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.]
II-2
|
18264 |
mouw |
mouw:
moe (Q196p Mheer),
moew, ei muuwke (Q196p Mheer),
twie moeuwe (Q196p Mheer)
|
een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || mouw [SGV (1914)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)]
III-1-3
|
18325 |
mouwschort |
mouwenscholk:
moewe sjolk (Q196p Mheer),
snoerenscholk:
snoeroe-sjolk (Q196p Mheer)
|
schort met mouwen [N 24 (1964)] || zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
24356 |
mug |
mug:
muk (Q196p Mheer)
|
steekmug [DC 18 (1950)]
III-4-2
|